Uitspraak: Berisping voor accountant wegens ondeskundig rapport in witwaszaak

In een recente zaak bij de Accountantskamer is een accountant berispt vanwege tekortkomingen in het opstellen van een rapport van feitelijke bevindingen. De zaak draaide om een strafrechtelijk onderzoek naar vermeend witwassen, waarbij de accountant een rol speelde in het onderzoeken van financiële transacties.

Achtergrond van de zaak

[E] en zijn partner [S] zijn verdachten in een strafrechtelijk onderzoek, dat klager in oktober 2019 is gestart. Zij worden onder andere verdacht van witwassen. Er is onderzoek gedaan naar een bedrag van €116.500, dat zij hebben geïnvesteerd in crypto-munten. Het strafrechtelijke onderzoek heeft zich mede gericht op de herkomst van het geld dat nodig was voor deze investering. Het Openbaar Ministerie (hierna: klager) vermoedt dat de verdachten inkomsten hebben gehad van bedrijven die zich bezighouden met de teelt van verdovende middelen, dan wel de handel daarin.

Betrokkene, een accountant, heeft van de raadsman van [E] de opdracht gekregen om specifieke werkzaamheden uit te voeren met betrekking tot de financiële middelen die zijn gebruikt voor de aankoop van de cryptovaluta. De opdracht omvatte het verkrijgen van inzicht in de vermogensopbouw van [E] en zijn partner, het onderbouwen van vermogensmutaties vanuit ingediende belastingaangiften, en het onderzoeken van de herkomst van geld dat is geïnvesteerd in cryptovaluta. Na aanvulling van de opdracht vanwege de uitbreiding van het strafrechtelijk onderzoek, werden extra werkzaamheden toegevoegd, zoals het verifiëren van bevindingen met transactieoverzichten en het vaststellen van mogelijke waardeontwikkelingen.

Betrokkene heeft de opdracht afgerond en heeft gerapporteerd dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd onder het verschoningsrecht van de raadlieden van [E]. Daarnaast stelt betrokkene dat bij het opstellen van de rapportage rekening is gehouden met de verwachtingen van de beoogde gebruikers en het rapport daarom alleen bestemd is voor de raadslieden van de heer [E], de heer [E] en de direct betrokkenen bij de lopende rechtszaak.

Het rapport van feitelijke bevindingen is door de raadsman van de verdachten als ontlastend bewijs ingebracht in de strafzaak, met toestemming van betrokkene.

Klacht

De klacht tegen betrokkene betreft diverse aspecten waarin zijn handelen naar verluidt in strijd is met de geldende gedrags- en beroepsregels. Allereerst wordt betrokkene verweten dat hij heeft nagelaten voorafgaand aan de aanvaarding van de opdracht overleg te plegen met de beoogde gebruikers, een nalatigheid die volgens de klager in strijd is met de voorschriften zoals vastgesteld in NVCOS 4400N.23 en NVCOS 4400N.24.

Een ander aspect van de klacht betreft de inhoud van het rapport van betrokkene. Volgens de klager heeft betrokkene conclusies en standpunten opgenomen die in strijd zijn met de richtlijnen, zoals vastgelegd in NVCOS 4400N.5. Het rapport zou een oordeel geven over het onderwerp in zijn totaliteit, waarbij stellige bewoordingen zijn gebruikt die de indruk wekken dat een zekere mate van zekerheid wordt geboden.

Daarnaast wordt betrokkene verweten dat zijn rapportage deels gebaseerd is op feitelijk onjuiste informatie en/of onvoldoende verifieerbare gegevens, waardoor de rapportage naar verluidt niet op een deugdelijke grondslag rust.

Ten slotte wordt het opstellen van de rapportage zelf bekritiseerd. Betrokkene zou niet voldoende objectief hebben gehandeld door de wijze waarop het rapport is opgesteld.

Juridisch kader

De Accountantskamer toetst het handelen of nalaten van betrokkene aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en Standaard 4400N van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden.

Beoogde gebruikers

Wat betreft de klacht dat betrokkene heeft nagalaten overleg te voeren met de beoogde gebruikers voorafgaand aan de aanvaarding van de opdracht, stelt klager dat betrokkene nalatig is geweest in het afstemmen van de opdracht met hen als beoogd gebruikers.

Volgens klager wist betrokkene dat het rapport gebruikt zou worden in de lopende strafprocedure. Betrokkene heeft onderkend dat naast de raadsman van [E], ook het Openbaar Ministerie als beoogd gebruiker dient te worden aangemerkt. Betrokkene heeft echter nagelaten zijn opdracht af te stemmen met klager als beoogde gebruiker. Dit is volgens klager in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

Betrokkene betwist dat klager als beoogde gebruiker moet worden beschouwd. Betrokkene betwist dat hij ervan op de hoogte was dat zijn rapport ingebracht zou worden in de strafprocedure; dat was hooguit een hypothetische mogelijkheid. Volgens betrokkene was de raadsman van de verdachte de (enige) beoogde gebruiker en is het Openbaar Ministerie hooguit een potentiële overige gebruiker.

De Accountantskamer is van oordeel dat klager, ofwel het Openbaar Ministerie, wel als beoogd gebruiker had moeten worden aangemerkt. Het had voor betrokkene van meet af aan duidelijk moeten zijn geweest dat het rapport van feitelijke bevindingen een rol zou kunnen gaan spelen in de strafrechtelijke procedure tegen de verdachte. De Accountantskamer acht het niet noodzakelijk dat betrokkene direct overlegt met het OM maar verwacht wel dat betrokkene alternatieven voor overleg onderzoekt, gezien de belangenconflicten en praktische bezwaren.

Zekere mate van zekerheid

Het tweede klachtonderdeel richt zich op het rapport van betrokkene, waarin hij conclusies trekt over het object in zijn totaliteit. Klager betoogt dat betrokkene met zijn beweringen een bepaalde mate van zekerheid suggereert die niet gerechtvaardigd is. Dit heeft de accountant gedaan door aan zijn berekeningen de opmerking toe te voegen dat uit zijn overzicht blijkt dat er voldoende financiële middelen op de privérekeningen aanwezig waren op de aankoop van de cryptovaluta te doen.

Betrokkene betwist dit en stelt dat zijn bevindingen passen binnen de terminologie van Standaard 4400N en gerelateerd zijn aan de specifieke vraagstelling van de raadsman van de verdachte.

De Accountantskamer concludeert dat betrokkene in zijn rapport weliswaar objectieve bevindingen heeft gerapporteerd, maar dat hij onterecht een afsluitende opmerking heeft toegevoegd die een schijn van assurance wekt. Deze bewering gaat verder dan wat de verkregen informatie rechtvaardigt en past niet bij een rapport van feitelijke bevindingen.

Het klachtonderdeel wordt daarom gegrond verklaard vanwege het wekken van een ongerechtvaardigde mate van zekerheid.

Feitelijke onjuistheden en onvoldoende verificatie

Het derde klachtonderdeel betreft de rapportage van betrokkene, waarbij wordt gesteld dat deze gebaseerd is op feitelijke onjuistheden en/of onvoldoende te verifiëren informatie, waardoor de rapportage een ondeugdelijke grondslag heeft. Het rapport richt zich op de aanschaf en waardeontwikkeling van Monero-munten in 2015 door de verdachte. Klager betoogt dat betrokkene zijn bevindingen slechts heeft gebaseerd op de verklaring van de verdachte en dat essentiële informatie ontbreekt, zoals bankafschriften. De Accountantskamer concludeert dat betrokkene zijn bevindingen heeft gebaseerd op onvoldoende solide fundament, omdat ze hoofdzakelijk steunen op de verklaring van de verdachte, zonder verdere verificatie. Hierdoor ontbreekt een deugdelijke grondslag voor de rapportage.

Objectiviteit

Klachtonderdeel d betreft de objectiviteit van betrokkene bij het opmaken van de rapportage. Klager twijfelt aan de objectiviteit van betrokkene vanwege het gebrek aan voldoende onderbouwing van de bevindingen en het feit dat alternatieve verklaringen worden gezocht voor bepaalde transacties. De Accountantskamer oordeelt echter dat klager onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen om aan te nemen dat betrokkene ongepast beïnvloed is. Betrokkene heeft benadrukt dat hij de opdracht enkel heeft uitgevoerd vanuit het beginsel van adequate rechtsbijstand voor de verdachte. Klager heeft niet voldoende aangetoond dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Daarom wordt klachtonderdeel d als ongegrond verklaard.

Maatregel

De Accountantskamer oordeelt dat het opstellen van een rapport van feitelijke bevindingen vereist dat de accountant de nodige vakbekwaamheid en zorgvuldigheid betracht. De accountant die een dergelijk rapport opstelt, terwijl hij weet dat het rapport (met name als de uitkomst gunstig is voor de opdrachtgever) gebruikt zal worden in een strafprocedure, zal er alles aan moeten doen om te verhinderen dat de waarheidsvinding door de rechter wordt belemmerd. Betrokkene is tekortgeschoten in zijn rapport, omdat het de lezer naar conclusies dwingt en een mate van assurance wekt zonder voldoende feitelijke grondslag. Dit wordt betrokkene aangerekend.

Anderzijds heeft betrokkene er ter zitting blijk van gegeven op deze casus te hebben gereflecteerd en inzicht in zijn handelen te hebben verkregen. Zijn kantoor zal volgens betrokkene dergelijke opdrachten niet meer verrichten zonder dat een andere accountant heeft meegekeken naar de rapportage. Daarom legt de Accountantskamer betrokkene de maatregel van berisping op.

Klik hier voor de volledige uitspraak van de Accountantskamer.

Zorgplicht Advocaten

Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Of heeft u schade geleden als gevolg van een fout van een accountant? Neem dan contact met ons op.

Rob Silvertand

Wij staan voor u klaar

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op Laat ons u bellen
Jip van Vlokhoven

Wij helpen u graag

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant