Downloads
Eiseres heeft niet binnen bekwame tijd geklaagd en kan haar vordering vergeten
Klager heeft vervolgens een klacht ingediend, die kan worden opgedeeld in de volgende onderdelen. - Klachtonderdeel 1: de notaris heeft nagelaten op partijen te wijzen op de onduidelijkheid toen de akte hem passeerde. Door dit niet te doen heeft de notaris niet onafhankelijk kunnen optreden en daardoor zijn zorgplicht verzaakt. - Klachtonderdeel 2: de notaris wilde niet schriftelijk vastleggen dat hij de bepaling als persoonlijk recht zag. Notarissen zijn gebonden aan tuchtrechtspraak met betrekking tot handelen of nalaten in strijd met bepalingen en wat van een behoorlijk notaris kan worden verwacht (artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt). Klachtonderdeel 1 Eerst zal de kamer beoordelen of klager in dit onderdeel ontvankelijk moet worden verklaard. Een belanghebbende kan zijn klacht indienen binnen drie jaar na de dag waarop het handelen of nalaten waar de klacht op ziet, hiervan kennis heeft genomen. Na verloop van drie haar wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Wanneer pas nadien bekend wordt net de feiten, verloopt de termijn een jaar na datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. Na de datum dat de akte de notaris heeft gepasseerd, is de termijn gaan lopen. De termijn van drie jaar is verstreken, waardoor onderdeel 1 niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Klachtonderdeel 2 De notaris geeft aan dat het binnen het notariaat een ongeschreven regels is dat voorzichtig moet worden omgegaan met het geven van een uitleg van bepalingen in zijn “eigen akte”. Toch heeft hij aan klager een denkrichting geschetst door het noemen van het kettingbeding dat ontbrak. De kamer is van oordeel dat de notaris niet meer kon vertellen dan hij heeft gedaan. Ook heeft de notaris als extra handeling de heer A. benaderd om schriftelijk vast te leggen dat het om een persoonlijk recht gaat. Dat de heer A. hiertoe niet bereid was, kan niet aan de notaris worden verweten. Er is geen sprake van onzorgvuldigheid. Dit onderdeel wordt ongegrond verklaard.
De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen: - Onderdeel 1: de notaris heeft geweigerd een urenspecificatie te overleggen. Hierdoor zijn klager zijn hij en de directe familie van klaagster onheus bejegend door het weigerachtige gedrag van de notaris op openheid van zaken te geven en het niet overleggen van een urenspecificatie. - Onderdeel 2: Klager wilde met de notaris schikken, maar volgens klager wordt hier ten onrechte geen gevolg aan te geven. Ontvankelijkheid van klager Eenieder die een enig redelijk belang heeft, kan een klacht indienen. Dit begrip heeft een ruime strekking. Het kan gaan om rechtstreekse belangen, maar ook indirecte of afgeleide belangen. Klager heeft bemoeienis gehad met de nalatenschap en de problematiek met de notaris. Klager dient ontvankelijk te worden verklaard. Klachtonderdeel 1 Het treft hier het verwijt dat de notaris weigert een urenspecificatie te overleggen, waartoe hij wel verplicht is. De notaris beroept zich op het ne bis in idem-beginsel. De kamer is van oordeel dat inderdaad sprake is van dezelfde gedraging en daarom klagers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Klachtonderdeel 2 De notaris wenst niet te schikken nu hij het standpunt inneemt dat hij aan alle verplichtingen heeft voldaan. Ook heeft klager de notaris in een kwaad daglicht gesteld door een negatief artikel te laten plaatsen in verschillende dagbladen. De kamer vindt het begrijpelijk dat de notaris niet in overleg wil treden met klagers. Het weigeren valt niet tuchtrechtelijk te verwijten. De kamer heeft tevens de indruk dat het niet gaan op een open gesprek maar om alsnog een nadere specificatie van de declaratie te verkrijgen. Dit onderdeel word ongegrond verklaard.
- Onderdeel 1: notaris heeft vragen niet dan wel niet eenduidig beantwoord. Ook is niet juist geïnformeerd over de mogelijkheden tot executie van de woning. - Onderdeel 2: het advies van de notaris had moeten zijn niet over te gaan tot executie van de woning nu een veroordeling was uitgesproken en deze kosten ook waren betaald. - Onderdeel 3: Klager werd ervan beschuldigd dat hij op oneigenlijke wijze zijn vordering wilde innen. Notarissen zijn aan het tuchtrecht onderworpen (artikel 93 lid 1 Wna). Hier zal worden getoetst of het handelen of nalaten in strijd is met (wettelijke) bepalingen. Ook kan worden getoetst of voldoende zorg in acht is genomen voor de personen voor wie zij optreden en of zij hebben gehandeld als een behoorlijk beroepsbeoefenaar. Klachtonderdeel 1 De notaris heeft vragen niet dan wel niet eenduidig beantwoord. Ook is niet juist geïnformeerd over de mogelijkheden tot executie van de woning. Hierdoor zou de eenvoudige weg van parate executie en verhaal van de werkelijke incassokosten inclusief rente door de notaris geblokkeerd. Notaris stelt dat hij van klager nooit een opdracht heeft aanvaard betreffende advieswerkzaamheden. Op de verzoeken van klager is steeds algemeen geantwoord en is nooit geadviseerd over de haalbaarheid van de executie van de woning. Door niet dan wel onvolledig op de vragen van klager te antwoorden, heeft de notaris niet in voldoende mate aan zijn zorg- en informatieplicht voldaan. Dat klager de notaris geen opdracht heeft gegeven, doet hier niet aan af. Van een notaris mag verwacht worden dat hij vragen die aan hem worden gesteld beantwoord en indien dat niet wenselijk is dit kenbaar maakt aan de vraagsteller. De notaris heeft daadwerkelijk wel geadviseerd over de executie van de woning. Dit betekent niet dat de stelling van klager juist is. De notaris had klager erop dienen te wijzen dat een geldige titel vereist is om de executie van de woning op te starten en mevrouw A. in verzuim moest zijn met de voldoening van een vordering die klager op haar had. Dat de notaris de vragen van klager onvoldoende dan wel onjuist heeft beantwoord is naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit wordt gegrond verklaard. Klachtonderdeel 2 Dit onderdeel ziet op het geven van een onjuist advies. De notaris beroept zich op het ne bis in idem-beginsel, waarvoor hem een berisping is opgelegd. Het moet daarbij wel gaan om hetzelfde feit. Dat niet klager maar mevrouw A. een klachtprocedure tegen de notaris aanhangig heeft gemaakt, is niet relevant. Klager zal in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard. Klachtonderdeel 3 Dit onderdeel ziet op onjuiste dan wel onvoldoende informatie. Klager zou niet hebben laten weten dat er een vonnis was gesproken en dat de veroordeling was betaald. Klager vindt dat hij voldoende heeft geïnformeerd. Mevrouw L. de gemachtigde van mevrouw A. heeft onjuist en of onvoldoende geïnformeerd. Nu de notaris verantwoordelijk is voor de organisatie van zijn kantoor en de inzet van mevrouw L., kan hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is gegrond. De notaris krijgt een maatregel van waarschuwing opgelegd. De notaris heeft op de zitting aangegeven dat het niet zijn bedoeling is geweest en ook niet zijn verantwoordelijkheid wil ontlopen. Dit heeft meegewogen bij het vaststellen van een maatregel door de kamer.
Klachtonderdeel 1 (Ongegrond) Het handelen of nalaten van notarissen is zelfstandig aan het tuchtrecht onderworpen. De notaris draagt geen tuchtrechtelijke verantwoording voor een andere notaris. Omdat de notaris niet betrokken is geweest bij het bewuste telefoongesprek, is geen sprake van een verwijtbare gedraging. Klachtonderdeel 2 (Ongegrond) Als de erfgenamen een andere rente hadden willen afspreken, dan lag het initiatief bij moeder omdat zij als langstlevende echtgenoot de verschuldigde erfbelasting met betrekking tot de nalatenschap van vader diende te voldoen. Daarnaast is klaagster correct geïnformeerd over de mogelijkheden middels de informatiekaart. Klachtonderdelen 3, 6, 9 en 15 (Ongegrond) De vraag gaat hier of de notaris in de gegeven omstandigheden voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van moeder. De notaris moet wel aanleiding hebben op te twijfelen aan de geestesgesteldheid. Verder zijn er een aantal stappenplannen die gebruikt kunnen worden, maar deze dienen niet als richtlijn waardoor de notaris zelf kan beslissen hier al dan niet gebruik van te maken. De notaris heeft aangevoerd niets te hebben gemerkt van lichamelijke dan wel psychische klachten van moeder. In de twee besprekingen is de wilsbekwaamheid van moeder onderzocht. Wegens de geheimhoudingsplicht kan de notaris die aantekeningen niet overleggen. Ook heeft de notaris eerst een concept aan moeder gestuurd en deze vervolgens uitvoerig besproken. Het is niet gebleken dat de notaris tot een andere conclusie had moeten komen met betrekking tot de bekwaamheid van moeder. Het hoefde bij de notaris niet bekend te zijn of moeder al dan niet in het bezit was van een van auto, fiets en/of gereedschap. Het feit dat mevrouw X geen bekende was van moeder is geen reden voor de notaris om te twijfelen aan de wil van moeder. Klachtonderdelen 4, 5, 7 en 17 (Ongegrond) Communicatie tussen klaagster en (de medewerkster) van de notaris heeft vaak schriftelijk plaatsgevonden. Klaagster heeft dit als bedreigend en intimiderend ervaren en heeft daarom een advocaat ingeschakeld. De kamer vindt niet dat uit de stukken blijkt dat sprake zou zijn van bedreiging en intimidatie. Het gaat niet om klachtwaardig handelen, nu slechts erg zakelijk maar wel correct is gecommuniceerd. Klachtonderdelen 8 en 16 (Ongegrond) De advocaat van klaagster heeft verzocht om een toelichting rondom het tot stand komen van het testament. De kamer sluit zich bij klaagster aan dat de reactie van de notaris te summier is. Het verwijt is terecht, maar is niet van zodanige aard dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Later is nog een uitgebreidere toelichting gegeven. Ook kan de notaris is het kader van de geheimhoudingsplicht niet alle vragen beantwoorden. Klachtonderdelen 10, 11, 12, 13 en 14 (Ongegrond) De notaris in de hoedanigheid als executeur heeft als taak de nalatenschap te beheren en de schulden uit de nalatenschap te voldoen. De klaagster en de notaris was niet meer open, waardoor in de communicatie oneffenheden zijn ontstaan. Niet is gebleken dat de notaris buiten haar bevoegdheden en plichten als executeur is getreden dan wel niet integer zou hebben gehandeld. De notaris heeft erkend per abuis de onjuiste waarde te hebben opgenomen. Het verwijt van klaagster is terecht. Naar het oordeel van de kamer is geen sprake van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid, omdat de notaris op verzoek van klaagster de waarde direct heeft gecorrigeerd. Verder is het niet ongebruikelijk om te vragen om een boedelvolmacht. Daarnaast heeft de notaris afspraken gemaakt over het verblijf van het hondje in een dierenpension. De kosten hiervoor worden verwerkt in de nalatenschap. De executeur is bevoegd en dan zijn de erfgenamen onbevoegd om op te treden. Alle klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Klik hier voor de volledige uitspraak.
Klachtonderdeel 1 In het vonnis van de rechtbank zijn de handelingen met betrekking tot het vestigen van het recht van hypotheek en pand vernietigd. De notaris heeft medewerking verleend aan het vestigen van dit recht. De notaris heeft onbetwist verklaard dat hij geen bemoeienis heeft gehad met het opstellen en verlenen van de akte. De akte is opgesteld door en verleden voor de waarnemer van de notaris. De kamer is van mening dat de handelingen van een waarnemend notaris in beginsel niet onder de verantwoordelijkheid valt van de waargenomen notaris. Dit kan anders zijn, maar daar is hier geen sprake zijn omdat de notaris geen bemoeienis heeft gehad. De notaris kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt: de klacht is ongegrond nu deze niet is gericht tegen de waarnemer van de notaris. Klachtonderdeel 2 Dit onderdeel ziet erop dat klagers verwijten dat de aansprakelijkheidsverzekering te laat is ingeschakeld en stukken te laat zijn overhandigd. De kamer overweegt de klacht. Daarop wijst zij klager erop dat de claim van klagers binnen 4 maanden is afgehandeld, wat te beschouwen is al een redelijke termijn. Het verzamelen van informatie duurde een tijdje in verband met een vakantieperiode. Ook gezien de gezondheidstoestand van de notaris heeft de zaak wellicht enige vertraging opgelopen. Toch is geen sprake van een dusdanig late reactie dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Dit onderdeel wordt ongegrond verklaard. Klagers hebben op de zitting verzocht op de notaris en de verzekeraar een termijn te stellen van maximaal vier weken waarin de schade op een acceptabele manier wordt afgehandeld. Klagers hebben hun klacht hiermee uitgebreid. Dit is in strijd met de goede procesorde, omdat de notaris daar niet behoorlijk op heeft kunnen reageren. Ook is in een dergelijke procedure geen plaats voor een termijnstelling. Dit onderdeel wordt niet-ontvankelijk verklaard.
De notaris is onderworpen aan tuchtrecht omtrent zijn handelen of nalaten die strijdig kan zijn. De kamer dient te onderzoeken of de handelswijze een verwijtbare gedraging oplevert. De notaris heeft erkend dat de afhandeling niet vlekkeloos is verlopen. De notaris kan geen verwijt worden gemaakt over de verwarring dat de notaris in het bezit zou zijn van de administratie van moeder. Dit kan geen tuchtrechtelijk verwijt zijn. Ook het feit dat in eerste instantie een verkeerd adres stond vermeld, is een vergissing en kan niet worden aangemerkt als tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Daarnaast zou de notaris vorderingen onjuist hebben berekend en hebben opgenomen in de aangifte. Deze vordering is later gecorrigeerd. De kamer vindt dat hier wel sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De notaris heeft op de zitting verklaard dat zij in het bezit was van het testament van vader en de opgelegde aanslag erfbelasting. Door deze stukken had de notaris te mogelijkheid om de nominale waarde te berekenen en te verwerken. De notaris heeft ten onrechte voor een gemakkelijke weg gekozen. Het is aan klager te danken dat de berekeningen alsnog juist zijn aangepast. De notaris had op basis van de documenten kunnen zien dat het legaat vrij van recht was. De kamer is van mening dat hier sprake is van een menselijke fout en geen sprake is van tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Wel had de notaris helderder moeten communiceren, zeker met betrekking tot de kosten voor het maken van bezwaar en de wijziging. De kamer acht de klacht gegrond en kan een maatregel opleggen. De kamer kijkt naar de feiten en omstandigheden en besluit een maatregel van waarschuwing op te leggen.
De accountant is onderworpen aan tuchtrechtspraak. Er moet worden getoetst aan de toen geldende gedrags- en beroepsregels van accountants. Betrokkene was verplicht tot geheimhouding. Enkele uitzonderingen zijn denkbaar en terug te vinden in artikel 23 Wwft. Het gaat onder andere over het verstrekken van informatie aan toezichthoudende autoriteiten of opsporingsinstanties en het verstrekken van informatie binnen eenzelfde rechtspersoon of netwerk. Klager stellen dat betrokkene een opdracht heeft aanvaard die ten onrechte niet door het bestuur is verstrekt, maar door twee van de drie aandeelhouders die onderling een conflict hadden. Betrokkene had de opdracht niet mogen voortzetten en de opdracht moeten teruggeven. Het verwijt van klagers dat sprake zou zijn van een onbevoegd verleende opdracht mist feitelijke grondslag. De opdracht was namelijk door haar bestuurders verstrekt die rechtsgeldig werden vertegenwoordigd door C dan wel D. Een accountants steunt het management bij het opstellen en presenteren van historische financiële informatie van de entiteit op basis van informatie die door het management wordt verschaft. Dit staat onder andere in Standaard 4410 en Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS). Daarnaast dient de accountant zich gedurende de opdracht zich er bewust van te zijn dat hij nader onderzoek moet instellen indien informatie niet compleet, niet nauwkeurig of anderszins onbevredigend is. Hij is gehouden de samenstellingsopdracht terug te geven als het management informatie niet verstrekt, weigert of niet toestaat om aanpassingen aan te brengen. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond. Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat betrokkene geen of onvoldoende oog heeft gehad voor tegenstrijdige belangen. Dit klachtonderdeel faalt. Bij onderdeel c en d van de klacht hebben klagers geen duidelijke weergave van de feiten aan de klacht ten grondslag gelegd. In onderdeel f wordt geklaagd over het feit dat betrokkene klagers herhaaldelijk heeft verzocht de tuchtklacht in te trekken. Hierdoor zou betrokkene zich niet toetsbaar hebben opgesteld. Klagers hebben de stellingen onvoldoende toe toegelicht evenals een verwijzing naar stukken. Betrokkene heeft wel een gemotiveerd verweer gevoerd. De kamer vindt dat niet kan worden afgeleid dat betrokkene zich niet toetsbaar zou hebben opgesteld. Dit onderdeel is ongegrond. De kamer heeft alle onderdelen ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel a gegrond Het CBb heeft een eindbeslissing gegeven ten aanzien van het voortzetten van de werkzaamheden in het kader van de samenstellingsopdracht voor Bv1. Betrokken zou in dit geval onvoldoende en met onvoldoende voortvarendheid onderzoek te hebben gedaan voordat de opdracht werd teruggegeven. Voor klagers 2 tot en met 5 geldt het beginsel van ne bis in idem. Klager 1 heeft een onvoldoende belang voor een oordeel. Er is geen eindbeslissing gegeven ten aanzien van de samenstellingsopdracht voor Bv3. Dit onderdeel moet dan ook in zijn volle omvang worden beoordeeld. Het verrichten van samenstellingswerkzaamheden van de jaarrekening staat los van het al dan niet bestaan van een verplichting om de jaarrekening te laten controleren. Het feit dat een wijziging van bedrijfsactiviteiten heeft plaatsgevonden, hoeft niet op zichzelf een reden te zijn voor een accountant om zijn werkzaamheden in het kader van een samenstellingsopdracht niet langer voort te zetten. Betrokkene had zijn werkzaamheden voor Bv3 al eerder behoren te beëindigen, door de verwevenheid van het bestuurderschap van Bv1 en Bv3. Dit heeft betrokkene niet gedaan. Dit is een schendig van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid dan wel vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Klachtonderdeel f hangt hiermee samen. Ook hier geldt dat klager 1 onvoldoende belang heeft, waardoor het onderdeel niet-ontvankelijk wordt verklaard. Klachtonderdeel b en c (ongegrond) Hetgeen waarover in de klachtonderdelen wordt geklaagd is onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. Ook vindt de kamer dat onvoldoende duidelijk is gemaakt dat betrokkene onvoldoende gedaan zou hebben om inzicht te verwerven in activiteiten van Bv1. Klachtonderdeel d (ongegrond) Dat B feitelijk leidinggevende zou zijn van Bv1 en Bv3 is onvoldoende onderbouwd. Betrokkene was niet gehouden te communiceren over de positie van B. Met betrekking tot het klachttermijn is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij tijdens deze periode zijn taken heeft verzaakt en dat onvoldoende is gecommuniceerd. Klachtonderdeel e (ingetrokken/ongegrond) De klacht die ziet op het handelen van betrokkene in het kader van Bv1 is ingetrokken. Niet is gebleken dat betrokkene een rol had bij de verkoop van aandelen van Bv3. Hiervoor is meer bewijs nodig dan slechts het feit dat betrokkene een administratieve ondersteunende rol had. Klachtonderdeel g (gegrond) Aan betrokkene is gevraagd een rapportage op te stellen over de financiële positie van Bv3 en deze te bespreken in een vergadering. Hierdoor heeft betrokkene zich doen laten associëren met Bv3. Betrokkene had een dergelijke associatie zoveel mogelijk moeten vermijden, nu betrokkene een vermoeden had van Ponzifraude. Betrokkene heeft in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit. Klachtonderdeel h (ongegrond) Van bewust onjuiste of misleidende standpunten kan naar het oordeel van de Accountantskamer geen sprake zijn indien sprake is van een interpretatie van feiten of het trekken van (juridische) conclusies, tenzij sprake is van interpretaties en conclusies die evident onverdedigbaar zijn. Niet is gebleken dat de tuchtrechter in de vorige klachtprocedure is misleid. Maatregel Eerder is de maatregel van berisping al opgelegd. Eigenlijk zou de kamer voor alles samen de maatregel van tijdelijke doorhaling van de duur van 1 maand willen opleggen. Echter, dit gaat niet door de eerdere maatregel van berisping. Hierdoor wordt normaals een maatregel van berisping opgelegd.
De accountant is tijdens de uitoefening van zijn beroep onderworpen aan tuchtrechtspraak. De kamer neemt en klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van tien jaar is verstreken. Dit is echter anders ingeval het handelen of nalaten heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2019, nu daar het drie- en zesjaarstermijn geldt. De termijn van zes jaar staat in dit geval niet in de weg aan de beoordeling van de klacht. De klachtonderdelen a, c en e zijn niet-ontvankelijk, nu niet binnen drie jaar na het bekend worden van de vordering die tegen hem was ingesteld heeft geklaagd en kennis had kunnen nemen van het verstekvonnis. Ook met in inhoud en nota’s was klager in 2014 al bekend. Daarom is onderdeel b niet-ontvankelijk. De verklaringen bij de hoorzitting zijn op 12 augustus 2014 afgelegd, waardoor klachtonderdeel d ook niet-ontvankelijk is, eveneens als onderdeel g nu het verslag in 2014 al is gelegd. Onderdeel h is niet-ontvankelijk, nu niet binnen 3 jaar is geklaagd. Klachtonderdeel i ziet op de beslaglegging, maar ook deze klacht is niet binnen drie jaar ingediend. Klachtonderdeel f wordt wel ontvankelijk verklaard. Het gaat namelijk om de beslaglegging op de pensioenuitkering. Het beslag was reeds eerder gelegd, maar heeft geduurd tot december 2017, nu maandelijks geld werd ingehouden. Hierover is wel tijdig geklaagd. Klachtonderdeel m hangt hiermee samen en is ook ontvankelijk. Onderdelen j, k, l en n zijn ontvankelijk, nu binnen drie jaar nadien het handelen is geklaagd. Betrokkene heeft meerdere keren aangifte gedaan van stalking door klager. Aangifte heeft plaatsgevonden ter bescherming de gezinsleden van betrokkene en de medewerkers op kantoor. Dat niet tot een veroordeling is gekomen betekent niet dat sprake is van een valse aangifte en daarom is onderdeel j ongegrond. Klachtonderdeel k is ongegrond omdat stukken niet zijn overlegd ter ondersteuning van klagers standpunt en niet duidelijk is gemaakt waarom verklaringen van betrokkene onjuist zouden zijn. Klachtonderdeel I is ongegrond, nu niet duidelijk uit het klaagschrift is gebleken dat betrokkene nare berichten heeft verspreid. Dit is niet strijdig met gedrags- of beroepsregels. De beslaglegging (zoals omschreven in onderdeel f) zijn mogelijk gemaakt door het verstekvonnis van de rechtbank. Bij vonnis is de schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis afgewezen. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een accountant zich met het oog op de fundamentele beginselen anders had moeten gedragen, kan onder meer sprake zijn indien de accountant bewust een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen of indien de accountant in sterke mate verweten kan worden dat hij een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen. De kamer is van oordeel dat klager een voorstel heeft gedaan aan betrokkene omtrent een schuld van A. De brief kan niet zo worden gelezen dat klager zich borg heeft willen stellen. Eveneens valt af te leiden dat klager psychische klachten had. Betrokkene had zich moeten afvragen of hij zich anders moest opstellen ten opzichte van andere debiteuren van zijn kantoor. Hij had niet zonder meer er vanuit mogen gaan dat sprake was van een borgstelling. Betrokkene heeft bij het uitoefenen van zijn civielrechtelijke bevoegdheden in de hoedanigheid als schuldeiser in strijd heeft gehandeld met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Daarmee is het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Klachtonderdeel f is gegrond. Klachtonderdeel m is ongegrond, nu niet aannemelijk is te achten dat de door klager gestelde afsluiting van nutsvoorzieningen in klagers woning een rechtstreeks gevolg is van het door betrokkene gelegde beslag op klagers pensioenuitkering. Ook klachtonderdeel n is ongegrond verklaard. Niet is vastgesteld dat het verlies van klagers woning en klagers gezondheidsschade rechtstreeks gevolg zijn van het handelen van betrokkene. De klacht moet voor een deel gegrond worden verklaard. De kamer legt een waarschuwing op.
De kamer heeft naar de gronden en het verweer van de klacht gekeken. Daarbij komt zij tot het volgende. De accountant is onderworpen aan tuchtrechtspraak tijdens de uitoefening van zijn beroep. Betrokkene voert aan dat klaagster de klacht niet tijdig heeft ingediend en daarom de klacht niet in behandeling kan worden genomen. Artikel 51 en 22 lid 1 Wtra zoals deze luidde tot 1 januari 2019 geeft aan dat de kamer een klacht niet in behandeling neemt indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar of meer is verstreken. Tevens kan geen klacht meer in behandeling worden genomen als op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat klaagster heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten niet juist was. Voor een vermoeden van (mogelijk) tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten is niet vereist dat een klager volledig op de hoogte is van de exacte regelgeving voor accountants waarmee het handelen of nalaten (mogelijk) in strijd is. Wegens overschrijding van het drie-jaarstermijn zijn een deel van de klachtonderdelen niet-ontvankelijk. Het gedrag van Y2 dat hij geen controle heeft uitgevoerd of de bestuurder het dividendbesluit heeft goedgekeurd, is wel ontvankelijk. De opdracht die Y2 kreeg was een samenstellingsopdracht. Hierop is de standaard 4410 van toepassing. Een accountant moet zich altijd professioneel, vakbekwaam en zorgvuldig opstellen bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Wanneer hij constateert of behoort te constateren dat gegevens onjuist, onvolledig of op een andere manier onbevredigend zijn, mogen deze gegeven niet zonder meer worden verwerkt. Het bestuur van de vennootschap is verplicht om bij elke vorm van uitkering van vermogen aan aandeelhouders te controleren of deze verantwoord is. Hierbij moet rekening worden gehouden met de belangen van de vennootschap en van schuldeisers. Dit wordt beoordeeld aan de hand van een balanstest en een uitkeringstoets. Indien het bestuur van mening is dat de testen een negatieve uitkomst hebben, kunnen zij de goedkeuring van het uitkeringsbesluit onthouden. Y2 heeft aangevoerd dat hij voor het bestuur van BV1 een balanstoets en uitkeringstoets heeft uitgevoerd. Aan de hand van de toetsen heeft hij vastgesteld dat de uitkering geen beletsel vormden. Hierbij is vastgesteld dat de uitkering mogelijk en verantwoord was, gezien de hoogte van de reserves en bepalingen. De vennootschap zou aan haar betalingsverplichtingen na de uitkering kunnen blijven voldoen. De kamer is van mening dat het op de weg van Y2 had gelegen om navraag te dien bij het bestuur van BV1 of aan formele vereisten voor het doen van een dividenduitkering aan B was voldaan. Y2 heeft dit nagelaten. Hierdoor is in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Dit klachtonderdeel is hierom gegrond. De Accountantskamer acht de maatregel tegen Y2 van waarschuwing passend en geboden. Betrokkene heeft bij zijn samenstelwerkzaamheden uitgevoerd wat in de koopovereenkomst was afgesproken, maar heeft verzuimd vast te stellen of aan de formele vereisten voor het uitkeren van dividend was voldaan.
De door de raad vastgestelde feiten zijn ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht door het hof. Het hof verenigd zich met de beslissing van de raad.
In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht die aanleiding geven deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
De voorzitter van het hof heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en daarom op die grond afgewezen. Het verzetschrift is mondeling door het hof behandeld op een openbare zitting. Geen van de partijen is verschenen. Het hof heeft gekeken naar de stukken die op ze zaak betrekking hebben. Het hof heeft het volgende overwogen. Artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond of niet-ontvankelijk wordt verklaard, geen rechtsmiddel openstaat. Aan klager komt dus niet de mogelijkheid toe om hoger beroep in te stellen, nu het gaat om een beslissing van de raad. De voorzitter van het hof is terecht tot het oordeel gekomen dat klager niet-ontvankelijk is voor het ingestelde beroep. Het verzet van klager dient ongegrond verklaard te worden.
De raad stelt vast dat de verweerder erkent zijn verplichtingen niet te zijn nagekomen door niet tijdig de jaarstukken te verstrekken. De verweerder heeft hierdoor de toezichthoudende taak van de deken belemmerd. Door deze manier van handelen heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Daarnaast zijn ook nog gedragsregels geschonden nu verweerder steeds beloofde te inlichtingen te verstrekken en dat vervolgens meermaals niet deed. De problemen die verweerder overkwam met zijn administratiekantoor zijn vervelend, maar geen excuus om niet aan verplichtingen te voldoen. Het bezwaar is gegrond. De raad rekent het verweerder zwaar aan dat hij de deken in zijn toezichthoudende taak heeft belemmerd. De deken is hem ruimschoots tegemoet gekomen door steeds de termijn te verlengen om alsnog de stukken te overleggen. Wel wordt rekening gehouden met het feit dat verweerder nooit eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. De raad legt een schorsing op voor de duur van 13 weken, waaronder 11 voorwaardelijk. Daarnaast dient verweerder 750 euro aan de Nederlandse Orde van Advocaten te betalen in verband met kosten en ook 500 euro te betalen aan de Staat.
De voorzitter overweegt als volgt. Een klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht pas wordt ingediend als een periode van 3 jaar zijn verstreken, gerekend vanaf de dag nadat de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen dan wel nalaten waarop de klacht betrekking heeft. Lid 2 bevat een uitzondering ingeval de gevolgen van het handelen of nalaten pas later bekend zijn geworden. In dat geval geldt een termijn van een jaar voor het indienen van een klacht nadat de gevolgen als bekend geworden zijn aan te merken. Alleen onder zeer bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van de termijn verschoonbaar zijn. De gewraakte overboeking naar de Rabobank heeft plaatsgevonden op 7 juli 2015. Verweerders hebben onweersproken aangevoerd dat klagers in juli 2015 hiervan op de hoogte waren. Hierdoor is genoemde termijn overschreden. Dat klagers een rechtstreeks en preferent vorderingsrecht op NN zouden hebben is niet vastgesteld en wordt betwist. De voorzitter acht klagers niet-ontvankelijk voor het eerste onderdeel van de klacht. Verweerders zouden hebben geweigerd om verantwoording af te leggen. Echter, dit hebben de verweerders betwist. Zo zou uit de klachtbrief blijken dat klagers volledig op de hoogte zijn van het verloop van de betalingen op en van de derdengeldenrekening. Klagers behoefde niet meer informatie te hebben om de financiële afwikkeling te kunnen volgen. Verweerders stellen ook dat informatie die aan de wettelijke geheimhoudingsplicht onderhevig is, niet met derden kan worden gedeeld. Klager heeft het klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd, waardoor de klacht kennelijk ongegrond wordt geacht. Ten slotte nog het niet verstrekken van gegevens over hun beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Verweerders geven aan dat zij er rekening mee hebben gehouden dan het klager niet te doen is om vast te stellen wie de verzekeraar is, maar om directie en medewerkers te bestoken met bombardementen van brieven en hen voortduring lastig te kunnen vallen. Dit is in het verleden namelijk reeds gebeurd. Verweerders stellen dat klagers geen belang hebben bij dit onderdeel. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline geldt dat een klacht over een advocaat, als daarover een beslissing is gegeven, niet ten tweede male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Voor wat betreft het klachtonderdeel zich richt tegen verweerder sub 1 zijn klagers niet-ontvankelijk. Voor de overige verweerders heeft de voorzitter het volgende overwogen. Een advocaat dient in beginsel gegevens te verstrekken om het een benadeelde mogelijk te maken om in contact te komen met de verzekeraar om de claim af te handelen. Het is niet verplicht op in alle omstandigheden en in alle gevallen benadeelde in staat te stellen om rechtstreeks contact op te nemen met de verzekeraar. Er bestaat een gegronde vrees voor een vloed aan brieven, die niet zullen bijdragen aan een oplossing van het geschil. Door het versturen van de brief van de Deken zijn de belangen van klagers voldoende gewaarborgd. Dit onderdeel is kennelijk ongegrond. De klacht in zijn geheel is deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk.
De raad heeft vermeld dat de klacht omtrent het niet melden van belangenverstrengeling ongegrond geacht moet worden. De raad acht het aannemelijk dat klagers onaangenaam werden getroffen dor het nieuws van verweerster. Haar kantoor was al jarenlang de vaste advocaat van klagers. De raad is dan ook van mening dat verweerster te laat aan klagers heeft gemeld dat zij hen in de accountantskamer-procedure niet bij zou kunnen staan. Door dit pas een maand voor de zitting te melden, heeft verweerster niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerster heeft de beslissing van de raad in hoger beroep bestreden. De klacht van klager zou door de raad te ruim zijn uitgelegd. De raad zou ook hebben miskent dat klagers voor de procedures bij de accountantskamer een andere advocaat hadden ingeschakeld. Ten aanzien van deze procedures waren verweerster en haar kantoor dan ook niet de vaste advocaat. Verweerster zou nooit de verwachting hebben gewekt dat zij bijstand zouden verlenen in de procedures bij de accountantskamer. Het feit dat verweerster pas in juli 2017 een melding maakte dat er mogelijk sprake zou zijn van toekomstig tegenstrijdig belang komt voort uit de vraag van klager om zijn pleitnota te screenen. Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat het verweer van verweerster moet worden verworpen. Klager heeft toegelicht dat hij ervan is uitgegaan dat de bijstand door verweerster en haar kantoor zou worden opgepakt toen hij eenmaal de accountantskamer-procedure ter sprake had gebracht. De grief dat de raad de klacht te ruim heeft uitgelegd faalt. De raad heeft namelijk de bevoegdheid om de klacht ambtshalve aan te vullen. Daarnaast is niet te spreken van een verruiming maar van een andere concretisering. Ondanks dat een schriftelijke opdrachtbevestiging ontbreekt is het gezien de langdurige relatie niet vreemd dat klager ervan uit was gegaan dat verweerster klager zou bijstaan in de procedures bij de accountantskamer. Klagers hebben in 2016 zich gewend tot een andere advocaat buiten het kantoor van verweerster. Nadat klager het ongenoegen over deze advocaat had uitgesproken, mocht er niet vanuit worden gegaan dat verweerster of haar kantoorgenoten voortaan in de procedures voor bijstand zouden zorgen. Klagers waren daar kennelijk ook niet van uitgegaan nu klager om hulp heeft gevraagd bij het opstellen van de pleitnota en om aanwezig te zijn bij de zitting. Het valt dan ook niet in te zien dat verweerster al eerder klagers op de hoogte moest stellen dat het kantoor geen bijstand zou verlenen in accountantskamer-procedures tegen het accountantskantoor, omdat sprake zou zijn van tegenstrijdig belangen. Het is ongelukkig dat een kantoorgenoot een andere kantoorgenoot heeft genoemd voor civiele aansprakelijkheidsprocedures, omdat hier ook het tegenstrijdig belang zou kunnen spelen. Dit is niet de verweerster te verwijten. De overige grieven slagen en de beslissing van de raad wordt vernietigd. De klacht wordt alsnog ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis voor recht verklaard dat de cessie nietig is gezien de bepalingen in artikel 3:43 Burgerlijk Wetboek. Het verzoek door AA in te verrekenen is afgewezen. Tegen dit vonnis is O B.V. in hoger beroep gekomen. AA incidenteel appel tegen het vonnis ingesteld. AA doet daarbij een beroep op verrekening van dwangsommen en de proceskostenveroordeling. De dwangsommen en de kosten zijn niet door Previa betaald. O B.V. heeft de vordering van AA op Previa betwist omdat sprake zou zijn van gebrek aan wetenschap. Het gerechtshof Amsterdam heeft het vonnis van de rechtbank omtrent de nietigverklaring van de cessie vernietigd. Hierdoor is het incidentele beroep van AA voor een deel gegrond. AA is in cassatieberoep gegaan, waar O B.V. niet is verschenen. De Hoge Raad heeft het beroep van AA ongegrond verklaard met betrekking tot het beroep op nietigheid van de cessie en het beroep op verrekening van de vordering. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof dat wederkerig schuldenaarschap ontbrak en afwijzing van de verzochte verrekening, vernietigd. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag. Verweerder heeft op die zitting onder andere gezegd dat: “[AA] probeert een vordering te incasseren waarvan zij weet en al bij het instellen van de vordering wist dat deze ongegrond was. Zij heeft niet gezegd dat Previa al aan de veroordeling had voldaan door een verklaring af te leggen (waarmee [AA] in de procedure nota bene haar gelijk heeft willen aantonen). [AA] heeft bewust een belangrijk feit verzwegen. Zij heeft misbruik gemaakt van de onbekendheid met dit feit bij alle betrokkenen. Het rechtssysteem wordt hierdoor misbruikt en het is een schande voor de advocatuur dat de advocaat hieraan wil meewerken.” Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld volgens klager. De raad benadrukt dat in het belang van rechtzoekende en van de advocatuur moet worden gestreefd naar welwillendheid en vertrouwen. Hierbij moeten partijen zich onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. Hier vallen ook uitlatingen onder die naar algemeen spraakgebruik onnodig grievend of kwetsend zijn. De raad is van oordeel heeft verweerder tijdens de zitting misbruik gemaakt van de onbekendheid van het feit bij alle betrokkenen. Hierdoor wordt het rechtssysteem misbruikt. Er zijn omstandigheden denkbaar waarin stevige bewoordingen gerechtvaardigd zouden kunnen zijn. Niet is gebleken dat van dergelijke omstandigheden in dit geval sprake is. De klacht is gegrond. De gewraakte uitlatingen van verweerder zijn onnodig grievend en een advocaat onwaardig. Verweerder heeft zich daarmee niet welwillend ten opzichte van klager gedragen. De raad acht een waarschuwing een passende maatregel. Daarnaast moet 750 euro aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald en 500 euro aan de Staat.
Een accountant is in de uitoefening van zijn beroep gebonden aan tuchtrechtspraak. Het handelen dan wel nalaten moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants. Klaagster is een vereniging waarvoor de bepalingen uit het Burgerlijk wetboek omtrent het opstellen van een bestuursverslag en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving niet direct of indirect toepasbaar zijn. Klaagster heeft ervoor gekozen met deze toepassing de Jaarverslaggeving vast te stellen. Verwezen wordt naar RJ630. Betrokkene heeft juist opgemerkt dat dit RJ640 moest zijn. Klaagster is een kleine organisatie, zonder winstoogmerk waardoor de richtlijnen van RJk C1 van toepassing zijn. Daarin is vermelde dat de uitgaven die worden gedekt uit bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen in de baten en lasten moet worden verantwoord. De onttrekking aan de fondsen is niet verantwoord en daarom is geen aansluiting tussen de jaarrekeningen. De kamer is van mening dat dit geen tuchtrechtelijke consequenties moet hebben. Het klachtonderdeel is ongegrond. Betrokkene heeft geen enkele bemoeienis gehad met het samenstellen van de jaarrekeningen over 2012 tot 2017. Hij is niet eerder dan in 2018 bij de door klaagster verstrekte opdrachten aan het kantoor betrokken geweest. Het gaat dus niet om de vereiste persoonlijke verwijtbaarheid. Het klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Het hof toets de verweten gedraging aan artikel 46 van de Advocatenwet. Handelen de verweerders in dit geval zoals een behoorlijk advocaat betaamt? Het hof wijst naar artikel 6:24 van de Verordening op de advocatuur. Het gaat erom dat het publiek tot op een zekere hoogte een bepaalde waarborging toekomt met betrekking tot voldoende verhaal in geval van schade voor een beroepsfout. De advocaat moet adequaat worden verzekerd en de verzekeraar moet voldoen aan de eisen van solvabiliteit. Aan de waarborgfunctie kan worden voldaan door de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar te verstrekken. Maar hieraan wordt ook voldaan indien de deken als toezichthouder bevestigd dat het risico is gedekt en de claim is gemeld bij de verzekeraar. Na een nieuwe claim kan een dergelijk bericht door de deken worden herhaald. De deken vormt geen oordeel over de inhoud van de zaak, maar kijkt slecht naar de voortvloeiende verplichtingen uit de Verordening op de advocatuur. De advocaat moet helder communiceren nadat een claim is ingediend. Verweerders hebben laten weten de klacht van de hand te wijzen. De verweerders hoeven in dat kader niet de naam van de verzekeraar bekend te maken. Het betekent namelijk niet dat klagers aanspraak kunnen maken op de verzekeraar van de advocaat. Klagers kunnen echter wel de verweerders in rechte aanspreken. Slechts wanneer de claim van klagers wordt gehonoreerd ontstaat een betalingsverplichting. Of de verzekeraar deze betaling vergoed, is een kwestie tussen de verzekeraar en verzekerde. Verweerders moeten klagers wel de naam van de verzekeraar mededelen indien zij hun standpunt met betrekking tot de claim niet kunnen of willen meedelen, stellende dat zij daarvoor afhankelijk zijn van het standpunt van de verzekeraar of als zij zouden hebben aangegeven de zaak uit handen te hebben gegeven aan hun beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Dan kunnen klagers wel contact leggen met de verzekeraar om de klacht af te handelen. Echter, dat is in deze zaak niet aan de orde. De beslissing van het hof wordt bekrachtigd.
Klager baseert zijn klacht op twee klachtonderdelen. Ten eerste heeft de notaris bij het passeren van de akte nagelaten partijen te wijzen op de onduidelijkheid van artikel 24 van de overeenkomst. Hierdoor heeft hij volgens klager zijn zorgplicht geschonden. Ten tweede was de notaris volgens klager niet bereid om de bepaling in de akte als een persoonlijk recht te zien en schriftelijk vast te leggen dat hiervan sprake was. Op grond van artikel 99 lid 21 Wna wordt een klacht die na verloop van drie jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de notaris waarop de klacht betrekking heeft, door de voorzitter niet-ontvankelijk verklaard. De betreffende akte is de notaris op 19 juni 2006 gepasseerd. Op die datum is dus de vervaltermijn gaan lopen. Het klaagschrift is ingekomen op 30 december 2018. De termijn van drie jaar is dus verstreken, het eerste klachtonderdeel wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel oordeelt de kamer als volgt. Gezien de inhoud van de akte en de overeenkomst die daaraan ten grondslag ligt kon de notaris volgens de kamer niet veel meer doen. De notaris heeft de heer A. gevraagd of hij het beding als een persoonlijk recht wilde zien. Volgens de kamer heeft de notaris dan ook niet onzorgvuldig gehandeld. Ook dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.
Klacht tegen accountant grotendeels niet-ontvankelijk verklaard