In deze zaak werd een accountant beschuldigd van diverse schendingen van professionele normen. Zo werd hij beschuldigd van een onvoldoende functionerende kwaliteitssystemen, het indienen van onjuiste belastingaangiften, bedreigingen met fysiek geweld tegen zijn cliënt en schending van zijn Wwft-verplichtingen.
Achtergrond van de zaak
In april 2015 werd een klacht ingediend tegen betrokkene, omdat zijn accountantspraktijk bij de hertoetsing in februari 2014 niet voldeed aan de normen voor interne kwaliteitsbeheersing. Deze klacht werd in augustus 2015 door de Accountantskamer gegrond verklaard, resulterend in een tijdelijke doorhaling van achttien maanden. Betrokkene werd in mei 2018 weer ingeschreven in het register. In maart 2020 vond opnieuw een reguliere kantoortoetsing plaats in opdracht van de Raad voor Toezicht, waarbij tekortkomingen in twee dossiers werden geconstateerd. De Raad oordeelde dat het kwaliteitssysteem verbetering behoefde en stelde betrokkene in de gelegenheid een verbeterplan in te dienen. Dit plan, dat meerdere keren werd aangevuld, werd in december 2021 goedgekeurd, met de aankondiging van een hertoetsing binnen een jaar.
De hertoetsing vond plaats in juli en september 2022, waarbij drie van de vijf getoetste dossiers als onvoldoende werden beoordeeld. Betrokkene heeft volgens klager hiermee gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags-en beroepsregels. Uit de toetsing blijkt namelijk dat het kwaliteitssysteem van de accountantspraktijk van betrokkene vanaf 20 maart 2020 niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Daarnaast diende een cliënt, voor wie betrokkene sinds 1999 werkte, in maart 2022 een klacht in over de samenstelling van de jaarrekening en belastingaangiften. Betrokkene zou meerdere jaren willens en wetens onjuiste aangiften inkomstenbelasting hebben ingediend en onjuiste btw-bedragen hebben opgegeven bij de belastingdienst. Daarnaast heeft betrokkene andere cliënten van hem benaderd om geldleningen te verstrekken aan zijn cliënt toen deze failliet dreigde te gaan en het aantrekken van een bankfinanciering mislukte. Ook zou betrokkene zijn cliënt met fysiek geweld hebben bedreigd vanwege achterstallige betalingen. Tenslotte heeft betrokkene zijn Wwft-verplichting tot het melden van ongebruikelijke transacties en het daarmee verband houdende tipping-offverbod geschaad.
Onvoldoende functionerend kwaliteitssysteem
In het eerste klachtenonderdeel wordt betrokkene verweten dat zijn accountantspraktijk sinds maart 2020 niet voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals blijkt uit tekortkomingen in drie van de vijf getoetste dossiers tijdens de hertoetsing in 2022. De tekortkomingen betreffen een controleopdracht, een samenstellingsopdracht en een NOW-verklaring, waarbij onvoldoende werkzaamheden zijn gepland, vastleggingen onder de maat zijn en oordeelsvormingen ontbreken. Betrokkene heeft deze bevindingen niet inhoudelijk weersproken, hij verweert zich enkel door te wijzen op de gezondheidsproblemen waarmee betrokkene en zijn assistent-accountant te kampen hebben gehad. Betrokkene stelt dat zij daarom hulp hebben ingeschakeld van [adviesbedrijf1].
De kamer is van oordeel dat betrokkene ernstig tekort is geschoten in de basisvoorwaarden bij de uitvoering van de cliëntopdrachten en het vastleggen van de uitgevoerde (controle)werkzaamheden. Betrokkene is al eerder tijdelijk doorgehaald geweest omdat de accountantseenheid niet voldeed aan de normen ten tijde van de toetsing. Die tijdelijke doorhaling had betrokkene moeten aanzetten om op tijd voldoende maatregelen te nemen, waardoor zijn kantoor een volgende toetsing zou doorstaan.
De aangevoerde gezondheidsproblemen ontslaan betrokkene niet van zijn verplichtingen als accountant. Een accountant die zijn titel wil voeren dient maatregelen te nemen als persoonlijke omstandigheden hem beletten om de kwaliteit van de werkzaamheden op het vereiste niveau te houden dan wel, indien dat niet lukt, om zijn doorhaling in het register te vragen. Het maatschappelijk verkeer dient er immers op te kunnen vertrouwen dat de accountant over een voldoende functionerend kwaliteitssysteem beschikt. De klacht is gegrond.
Onjuiste aangifte inkomstenbelasting en btw-aangifte
In klachtonderdeel b wordt betrokkene beschuldigd van het jarenlang indienen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting en btw voor een klant, [B]. Betrokkene heeft tussen 2012 en 2019 bewust te lage btw-aangiften ingediend op verzoek van de klant, zoals blijkt uit e-mails waarin betrokkene vroeg hoeveel btw de klant kon betalen en vervolgens lagere bedragen bij de Belastingdienst aangaf. De Accountantskamer acht dit in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Betrokkene voerde aan dat hij onder druk handelde vanwege de financiële afhankelijkheid van drie gezinnen, maar de Accountantskamer vond geen bewijs van druk in de e-mails en oordeelde dat betrokkene professioneel had moeten adviseren of zich had moeten terugtrekken.
Betrokkene gaf tijdens de klachtbehandeling toe dat er ook onjuiste aangiften inkomstenbelasting waren ingediend omdat de klant onvoldoende geld had om te betalen, maar ontkende bewust meerdere jaren foutieve aangiften te hebben gedaan. Hij verklaarde dat de fouten bij de definitieve aangiften waren gecorrigeerd. De Accountantskamer vond onvoldoende bewijs voor bewuste onjuiste inkomstenbelastingaangiften en oordeelde dat dit deel van de klacht ongegrond was. Het klachtonderdeel werd daarom deels gegrond verklaard.
Schending van objectiviteit
In klachtonderdeel c wordt betrokkene verweten dat hij andere cliënten heeft benaderd om geld te lenen aan zijn cliënt [B], die dreigde failliet te gaan en geen bankfinanciering kon krijgen. Betrokkene heeft erkend dat hij bemiddelde tussen [B] en andere cliënten om leningen te regelen. Klager stelt dat betrokkene hiermee het fundamentele beginsel van objectiviteit heeft geschonden en zijn cliënten aan financiële risico’s heeft blootgesteld. Betrokkene verdedigde zich door te stellen dat de risico’s laag waren vanwege hypothecaire zekerheid en het hoge rendement voor de geldschieters. De Accountantskamer oordeelde echter dat betrokkene door belangenverstrengeling zijn objectiviteit heeft geschonden en onvoldoende maatregelen heeft genomen om dit te voorkomen. Het klachtonderdeel werd gegrond verklaard.
Accountant handelt in strijd met beginsel van professionaliteit
In klachtonderdeel d wordt betrokkene beschuldigd van het bedreigen van zijn cliënt [B] met fysiek geweld vanwege een achterstallige betaling. Betrokkene gaf in zijn verweerschrift aan dat hij [B] een klap wilde geven omdat hij diens handelen als een klap in zijn gezicht ervoer. Tijdens de mondelinge behandeling ontkende betrokkene dat hij [B] daadwerkelijk heeft bedreigd, maar gaf toe dat hij zijn frustratie heeft geuit door te zeggen dat hij in staat was [B] een klap te geven. Betrokkene beweerde dat hij de volgende dag zijn excuses had aangeboden, wat door [B] werd tegengesproken. De Accountantskamer oordeelde dat, hoewel het niet aannemelijk is dat [B] zich daadwerkelijk bedreigd voelde, betrokkene zich heeft uitgelaten op een manier die in strijd is met de professionele standaarden van het beroep. Het klachtonderdeel werd daarom gegrond verklaard.
Wwft-verplichtingen
In klachtonderdeel e wordt betrokkene beschuldigd van het schenden van zijn verplichtingen onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De beschuldiging richt zich specifiek op het niet melden van een ongebruikelijke transactie en het overtreden van het tipping-offverbod.
Uit de feiten blijkt dat betrokkene op de hoogte was van het voornemen van zijn cliënt [B] om €50.000 contant te betalen bij de verkoop van een bedrijfspand. Betrokkene stelde [B] voor om €15.000 contant aan hem te betalen en gaf aan dat dit een ongebruikelijke transactie was die hij moest melden. Echter, betrokkene zei ook dat hij, om [B] te sparen, de melding zou achterwege laten als [B] van de contante betaling zou afzien.
De meldplicht onder de Wwft vereist dat betalingen boven €10.000 contant als ongebruikelijke transacties worden gemeld bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU). Betrokkene erkende dat de transactie meldingswaardig was, maar liet de melding achterwege om zijn cliënt te sparen. De Accountantskamer oordeelde dat het achterwege laten van de melding in strijd was met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Betrokkene had aanleiding te veronderstellen dat de transactie verband hield met witwassen, en had daarom moeten melden.
Wat betreft het tipping-offverbod, dat de accountant verplicht tot geheimhouding van een melding bij de FIU, oordeelde de Accountantskamer dat betrokkene dit niet heeft geschonden. Dit omdat er geen melding was gedaan en de wet toestaat dat de accountant de cliënt meedeelt dat het voorgenomen gedrag onwettig is en afraden om de transactie voort te zetten. De klacht werd dus deels gegrond verklaard.
Maatregel
De Accountantskamer heeft besloten om betrokkene de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in de registers op te leggen, vanwege het gedeeltelijk gegrond verklaren van de klachten. Deze maatregel geldt voor een periode van vijf jaar. Dit besluit is genomen vanwege ernstige tekortkomingen in de praktijk van betrokkene, waaronder het indienen van opzettelijk valse btw-aangiften en het verzuimen van melding van een voorgenomen ongebruikelijke transactie, wat in strijd is met de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
Klik hier v voor de volledige uitspraak van de Accountantskamer.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Of heeft u schade geleden als gevolg van een fout van een accountant? Neem dan contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant