
Het gerechtshof oordeelt anders dan de rechtbank en stelt dat het accountantskantoor wel verantwoordelijk is voor het te laat deponeren van de jaarrekening van de BV. Het gerechtshof oordeelt dat het accountantskantoor ook verantwoordelijk is voor de tijdige deponering van de cijfers.
Het procesverloop
Door de appellant is aan het accountantskantoor opdracht gegeven om voor een besloten vennootschap de jaarrekening over 2016 op te maken. De jaarrekening is te laat openbaar gemaakt. De besloten vennootschap is kort daarna failliet verklaard. Na het faillissement van de besloten vennootschap heeft de curator de appellant op grond van artikel 6:248 BW aansprakelijk gesteld voor het tekort in de boedel. De curator en de appellant hebben een regeling getroffen op grond waarvan de appellant € 30.000,- aan de curator heeft voldaan. Volgens de appellant is de te late deponering van de jaarstukken te wijten aan het accountantskantoor.
Het accountantskantoor eist vervolgens bij de rechtbank een betaling van de openstaande rekeningen. De rechter passeerde een beroep op opschorting en/of verrekening van een deel van de facturen vanwege de daaraan ten grondslag gelegde stelling dat de belastingdienst boetes in het vooruitzicht heeft gesteld. Dit beroep is contractueel uitgesloten. Volgens de rechtbank is de het accountantskantoor is niet tekortgeschoten in verband met de te late deponering, want de opdracht hield slechts in dat het accountantskantoor de jaarrekening zou opstellen. Ook oordeelt de rechter dat de termijn voor het deponeren van de jaarrekening bij het aangaan van de opdracht al was verstreken. De rechtbank heeft de appellante veroordeeld om aan de het accountantskantoor een bedrag van € 42.491,- te betalen. De appellante is in hoger beroep gegaan.
Rechtsgrond
Een accountant die opdracht krijgt tot het opstellen en deponeren van de jaarrekening van een rechtspersoon, verbindt zich in beginsel tevens om die jaarrekening tijdig op te maken en om te bewerkstelligen dat deze vervolgens ook tijdig kan worden gepubliceerd. Bij de beantwoording van de vraag of het accountantskantoor inderdaad schadeplichtig is, is onder meer van belang;
1. Op welk moment publicatie van de jaarstukken uiterlijk had moeten plaatsvinden;
2. Of er op dat moment door de appellant al opdracht was gegeven aan de het accountantskantoor tot het opmaken van die jaarstukken;
3. Of er causaal verband is tussen de te late deponering van de jaarstukken en de beslissing van de appellant om een vaststellingsovereenkomst te sluiten met de curator op grond waarvan de appellant een bedrag van € 30.000,- aan de curator heeft voldaan.
De in artikel 2:394 lid 1 BW neergelegde termijn voor openbaarmaking wordt bepaald aan de hand van het tijdstip van de feitelijke vaststelling ervan. Dat betekent dat bij het bepalen van de uiterste datum niet de termijnen op grond van artikel 2:210 BW als uitgangspunt worden genomen. De ondertekening van de jaarrekening is een zelfstandige rechtshandeling die van het opmaken van de jaarrekening moet worden onderscheiden. Daarom is onjuist de opvatting dat artikel 2:210 lid 5 BW impliceert dat de jaarrekening binnen de in artikel 2:210 lid 1 BW genoemde termijn moet zijn opgemaakt, ondertekend en vastgesteld en dat de openbaarmaking uiterlijk binnen 8 dagen daarna moet hebben plaatsgevonden.
Beoordeling gerechtshof
De termijn voor de openbaarmaking van de jaarrekening
Het gerechtshof is van oordeel dat de ondertekening van de jaarrekening geen onderdeel is van het opmaken van een jaarrekening. De ondertekening van de jaarrekening heeft als functie dat het bestuur te kennen geeft dat het instemt met de inhoud van de opgemaakte jaarrekening en is als zodanig een zelfstandige rechtshandeling. De wetgever heeft dit tot uitdrukking gebracht door de verplichting tot ondertekening in een afzonderlijk lid te regelen. Een termijn voor de ondertekening is door de wetgever niet bepaald en zij kan dus ook nog na afloop van de termijn voor het opmaken van de jaarrekening worden gedaan. Het gerechtshof heeft dus een ander oordeel over de uiterste termijn waarbinnen de jaarrekening gedeponeerd had moeten worden.
Het gerechtshof oordeelt dat de termijn voor publicatie nog niet was verstreken toen het accountantskantoor de opdracht kreeg. De opgemaakte jaarrekening had namelijk uiterlijk op 31 december 2017 gepubliceerd moeten worden met de vermelding dat deze nog niet was vastgesteld.
Tekortschieten zorgplicht
Het gerechtshof oordeelt vervolgens aan de hand van de zorgplicht-maatstaf of het accountantskantoor al dan niet is tekortgeschoten. Volgens het gerechtshof brengt deze maatstaf mee dat een accountant die een opdracht aanneemt tot het opmaken én deponeren van de jaarrekening van een rechtspersoon, zich in beginsel tevens verbindt om die jaarrekening tijdig op te maken en om te bewerkstelligen dat deze vervolgens ook tijdig kan worden gepubliceerd. Dit is anders indien partijen op dit punt anders overeenkomen. De accountant die zich op grond van de overeenkomst heeft verbonden tot een tijdig opmaken en deponeren van de jaarrekening, is desalniettemin niet aansprakelijk indien de tekortkoming hem op grond van het bepaalde in artikel 6:75 BW niet kan worden toegerekend.
Bij het aangaan van de opdracht was de termijn voor het opmaken van de jaarrekening al verstreken. Volgens het gerechtshof heeft het accountantskantoor heeft zich dan ook niet verbonden tot een tijdig opmaken van de jaarrekening. Maar tijdige publicatie was nog wel mogelijk. Het gerechtshof stelt dat ondanks het accountantskantoor de opdracht heeft aanvaard op een tijdstip dat de termijn van het opmaken van de jaarrekening al was verstreken, dit niet meteen betekend dat zij zich niet heeft verbonden tot een publicatie binnen de door de wet gestelde termijn. Daarnaast had het duidelijk gemaakt moeten worden dat het accountantskantoor wel vindt dat tijdige publicatie niet meer ging. Het gerechtshof oordeelt dus dat het accountantskantoor wél de plicht had om voor tijdige publicatie te zorgen.
Beslissing gerechtshof
Het gerechtshof oordeelt dat de regeling die is getroffen tussen de curator en de appellant dient te worden vergoed door het accountantskantoor. Deze regeling was getroffen om aansprakelijkstelling voor het boedeltekort te ontlopen. De basis voor die aansprakelijkstelling was het te laat deponeren van de jaarrekening.
De rekeningen die het accountantskantoor heeft gestuurd voor de werkzaamheden, moeten wel worden betaald door appellant. Eén rekening dient niet betaald te worden, die is namelijk gebaseerd op een prijsafspraak die niet is aangetoond. Daarom moet het accountantskantoor ruim € 1.700,- van de eerder toegewezen ruim € 42.000,- nog terugbetalen aan het bedrijf.
De gehele uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch is hier te lezen.
Zorgplicht advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant