Deze zaak betreft een geschil tussen een consument en een financieel adviseur. De hypotheekaanvraag voor de consument kan niet worden afgerond, aangezien er geen inkomensverklaring voor haar wordt afgegeven. De consument stelt dat zij door de adviseur onvoldoende is geïnformeerd en dat hij onvoldoende inspanning heeft geleverd. De adviseur zou hiermee zijn zorgplicht hebben geschonden.
De hypotheekaanvraag
In april 2022 zijn de consument en de adviseur een overeenkomst van opdracht overeengekomen. De consument heeft de adviseur opdracht gegeven haar te adviseren over en te bemiddelen bij een aanvraag voor een hypothecaire geldlening. Na het voeren van een adviesgesprek tussen de consument en de adviseur, is in mei 2022 door een geldverstrekker een voorbeeldofferte opgesteld voor een hypothecaire lening.
Eind juni 2022 heeft de consument een e-mail ontvangen van [bedrijf] met het verzoek om stukken aan te leveren voor het opstellen van een inkomensverklaring. Een aantal dagen later heeft de consument ook van de notaris een verzoek gekregen tot inleveren van bepaalde stukken.
De consument heeft stukken bij [bedrijf] ingeleverd. Per e-mail is vervolgens aan de consument geïnformeerd dat een aantal aangeleverde stukken zijn afgewezen. Begin juli 2022 berichtte de adviseur de consument welke stukken nog ontbraken. Eind juli heeft [bedrijf] aan de consument laten weten dat geen inkomensverklaring kon worden afgegeven, omdat geen bestendig salaris kon worden bepaald.
Geen inkomensverklaring
Gezien er geen inkomensverklaring kon worden afgegeven, kon de verdere afhandeling van de hypotheekaanvraag geen doorgang vinden. De consument stelt dat de adviseur onzorgvuldig tegenover haar heeft gehandeld. Ze vordert een kwijtschelding van de advieskosten, terugbetaling van de gemaakte taxatiekosten en een schadevergoeding voor het rentenadeel dat zij heeft gelopen door de onsuccesvolle hypotheekaanvraag.
Volgens de consument heeft de adviseur haar onvoldoende geïnformeerd tijdens het aanvraagproces. Zo was de consument niet op de hoogte gesteld van het feit dat er een inkomensverklaring moest worden opgesteld, wat de kosten hiervan waren, welke partij de verklaring zou opstellen en welke stukken zij hiervoor diende aan te leveren. Ook is de consument van mening dat ze onvoldoende door de adviseur is geïnformeerd waarom [bedrijf] geen inkomensverklaring wilde afgeven.
Daarnaast heeft de adviseur volgens de consument de aanvraag niet voortvarend genoeg opgepakt. De consument zou aan de adviseur hebben aangegeven dat de hypothecaire geldlening uiterlijk eind juni rond moest zijn. Dat er eind juni nog stukken voor de inkomensverklaring en voor de notaris aan de consument werd gevraagd kwam daarom ook onverwachts. Gezien de tijdsdruk en de administratieve last voor de consument had de adviseur de aanvraag moeten doen bij een geldverstrekker die geen inkomensverklaring vereist.
Ten derde heeft de adviseur haar nooit goed advies gegeven over de juiste hypotheekverstrekker en hypotheekvorm. Dat blijkt volgens de consument uit het feit dat de adviseur niet op de hoogte leek te zijn van de ondernemingsstructuur van haar werkmaatschappijen. Als de adviseur daarvan niet op de hoogte is, dan kan hij haar ook niet goed adviseren. Tot slot heeft de adviseur meermaals onbeleefd op haar gereageerd. Hij heeft op enig moment geheel niet meer gereageerd op haar contactverzoeken.
Verweer van de adviseur
De adviseur is het oneens met de stellingen van de consument. De adviseur stelt juist dat de consument zich onvoldoende heeft ingespannen om de hypotheekaanvraag tijdig af te ronden. Zo zou het opvragen van bewijsstukken moeizaam zijn verlopen en weigerde de consument bepaalde stukken aan te leveren. De aanvraag is dan uiteindelijk ook afgewezen, omdat [bedrijf] de aangeleverde stukken onvoldoende vond. Daarnaast stelt de adviseur, dat niet hij, maar de consument zich onbehoorlijk heeft gedragen.
Zorgplicht van de adviseur
De Commissie stond voor de vraag of de adviseur tekort is geschoten in zijn verplichtingen aan de consument.
De Commissie oordeelde dat er tussen de adviseur en de consument een overeenkomst van opdracht, in de zin van artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek bestaat. Bij de uitvoering van deze opdracht had de adviseur een zorgplicht tegenover de consument. De adviseur moest bij de uitvoering van zijn opdracht de zorg betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht. Van hem mag worden verwacht dat hij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat hij de financiële belangen van de consument naar beste weten en kunnen behartigt en dat hij zorgvuldigheid betracht in de advisering van de consument. De adviseur moet daarbij informatie inwinnen bij de consument omtrent haar kennis en ervaring, wensen, doelen, risicobereidheid en mogelijkheden, zodat hij zich ervan kan verzekeren dat de door hem verstrekte adviezen aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de consument.
Verzwaarde motiveringsplicht
Volgens de Commissie heeft de adviseur de stellingen van de consument onvoldoende gemotiveerd betwist. Op de adviseur als professionele dienstverlener rust namelijk een verzwaarde motiveringsplicht als het gaat om welke afspraken de consument en de adviseur eventueel hebben gemaakt en wat hij met de consument heeft besproken. Op grond van de verzwaarde motiveringsplicht mag van de adviseur worden verwacht dat hij ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van de consument voldoende feitelijke gegevens, zoals het adviesrapport of notities van het adviesgesprek, verstrekt om de consument aanknopingspunten te verschaffen voor een eventuele bewijslevering. Echter, de adviseur heeft dergelijke gegevens niet kunnen overleggen. Zijn verweer is hierdoor onvoldoende onderbouwd.
Nu de adviseur niet heeft voldaan aan zijn verzwaarde motivatieplicht, moet de commissie uitgaan van de stelling van de consument dat de adviseur met haar niet heeft besproken dat een inkomensverklaring vereist is, wat zo een inkomensverklaring is, hoe die tot stand komt en welke informatie daarvoor nodig is. De adviseur heeft daardoor niet als een goed opdrachtnemer gehandeld. Het is daarmee dus vast komen te staan dat de adviseur zijn zorgplicht heeft geschonden.
Volgens de Commissie is niet komen vast te staan dat de schending van de zorgplicht door de adviseur heeft geleid tot rentenadeel of andere schade voor de consument. De taxatiekosten komen ook niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien de consument deze kosten ook had moeten maken voor de hypotheekaanvraag wanneer er geen sprake was van een zorgplichtschending. Wel acht de commissie het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid rechtvaardig dat de helft van de overeengekomen advieskosten niet voor rekening van de consument dienen te komen.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de Geschillencommissie Kifid.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als gevolg van onzorgvuldig handelen van uw financieel adviseur schade geleden? Neem dan contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant