Klaagster heeft zich gewend tot verweerster met het verzoek haar bij te staan in haar echtscheidingszaak. Op 22 november 2018 heeft ten kantore van verweerster een intakegesprek plaatsgevonden waarbij klaagster en verweerster hebben gesproken over de mogelijkheid om een toevoeging aan te vragen. Verweerster heeft in dit gesprek aan klaagster medegedeeld dat zij niet in aanmerking zou komen voor een toevoeging.
Klaagster heeft op 10 januari 2019 de opdrachtbevestiging ondertekend geretourneerd aan verweerster. Verweerster heeft daarna aan klaagster declaraties gestuurd voor de door haar verrichte werkzaamheden. Klaagster heeft zich vervolgens tot een andere advocaat gewend die een toevoeging voor klaagster heeft aangevraagd en gekregen.
Klaagster en verweerster hebben een betalingsregeling getroffen voor de openstaande declaraties van verweerster. Omdat klaagster de regeling niet nakwam, heeft verweerster een incassoprocedure opgestart en beslag gelegd op klaagsters woning.
De klacht
Klaagster verwijt verweerster dat zij bij aanvang van haar werkzaamheden geen toevoeging heeft aangevraagd voor klaagster en dat zij klaagster niet correct heeft voorgelicht over het aanvragen van een toevoeging.
Het verweer
Verweerster heeft gesteld dat zij klaagster voor informatie over de mogelijkheid om een toevoeging aan te vragen heeft verwezen naar de website van de Raad voor Rechtsbijstand, maar een dergelijke verwijzing is onvoldoende en ontslaat de advocaat niet van de plicht om de cliënt deugdelijk voor te lichten.
De beoordeling
Gedragsregel 18 lid 1 bepaalt dat, tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, hij verplicht is met zijn cliënt vóór de aanvaarding van de opdracht en verder steeds tussentijds wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.
In deze zaak heeft klaagster op basis van de – naar achteraf is gebleken – onjuiste veronderstelling dat zij niet voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam, ingestemd met rechtsbijstand op betalende basis. Naar het oordeel van de raad was die onjuiste veronderstelling het gevolg van gebrekkige voorlichting van en gebrekkig onderzoek door verweerster, waarbij zij naar het oordeel van de raad te lichtvaardig is afgegaan op de door klaagster geschatte overwaarde van de woning. Verweerster heeft dan ook nagelaten gedegen onderzoek te doen en klaagster goed voor te lichten. Bovendien dient de advocaat indien hij meent dat de cliënt sowieso niet voor toevoeging in aanmerking komt, ook dat schriftelijk aan de cliënt uit te leggen. Verweerster had dat zeker in het geval van klaagster moeten doen nu het verweerster duidelijk had moeten zijn dat klaagster gezien haar financiële positie de advocaatkosten niet zelf kon betalen.
Vastgesteld wordt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Beide klachtonderdelen worden gegrond verklaard. Aan verweerster wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een advocaat, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een advocaat. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de tuchtrechter of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant