De assurantiepersoon heeft de consument en haar partner niet geadviseerd een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten op het moment dat hun omstandigheden vanwege hun huwelijk waren gewijzigd. De consument stelt dat de adviseur hiermee zijn zorgplicht heeft geschonden.
Geen overlijdensrisicoverzekering
De partner van de consument heeft de adviseur in het najaar van 2016 benaderd in verband met de aankoop van een woning. De adviseur heeft hierbij een adviesrapport opgesteld. In het adviesrapport heeft de adviseur een passage opgenomen betreffende een overlijdensrisicoverzekering. Gezien de consument geen partner had en een bedrag aan eigen middelen zou inbrengen, zou het risico van een restschuld zeer gering zijn. De adviseur stelt om deze reden dat de noodzaak voor een overlijdensrisicoverzekering ontbreekt. Daarnaast heeft de consument aangegeven dat hij moeilijk te verzekeren is en wellicht enkel tegen een hoge premie, vanwege een medische achtergrond.
De adviseur heeft hierbij aangegeven dat bij een wijziging van de gezinssituatie het eventueel wel raadzaam is om een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten.
Door huwelijk gewijzigde omstandigheden
In juni 2020 heeft op initiatief van de consument en haar partner een tweede gesprek plaatsgevonden ter inventarisatie van de (financiële) mogelijkheden om een andere woning te kopen. Tijdens dit overleg is ter sprake gekomen dat de consument en haar partner in september 2019 gehuwd zijn. Door de adviseur is geen nieuw of aangepast adviesrapport opgesteld.
In november 2021 is de partner van de consument overleden door ziekte. Bij gebreke van een overlijdensrisicoverzekering kunnen de consument en haar zoon geen aansprak maken op een uitkering.
De consument is van mening dat de adviseur aan de partner van de consument een overlijdensrisicoverzekering had moeten adviseren. Dit geldt in ieder geval voor het moment dat partijen in juni 2020 opnieuw in gesprek zijn getreden. De wijziging van de persoonlijke situatie doordat de consument en haar partner in 2019 in het huwelijk zijn getreden gaf hier meer dan voldoende aanleiding toe.
De adviseur is het oneens met de stellingen van de consument. De adviseur stelt dat de consument en haar partner de adviseur in 2019 niet op de hoogte hebben gebracht van het huwelijk. Het contact in 2020 was op initiatief van de consument en haar partner. Zij wilden een oriënterend gesprek over de financiële mogelijkheden om een andere woning te kopen. De consument en haar partner wilden alleen weten wat zij op basis van hun gezamenlijk inkomen maximaal konden lenen. Hierbij bestond voor de adviseur geen wettelijke verplichting om de consument en haar partner spontaan te adviseren. Daarnaast stelt de adviseur dat de consument op het moment van het gesprek in 2020 al ongeneselijk ziek was en niet meer lang te leven had, waardoor het toen al niet meer mogelijk was om op zijn leven een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten. De adviseur vindt dat hij zijn zorgplicht niet heeft geschonden.
Zorgplicht van de assurantiepersoon
De Commissie moet de vraag beantwoorden of de adviseur de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. Op grond van artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek is de adviseur verplicht om bij zijn werkzaamheden de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Van de assurantiepersoon mag worden verwacht dat hij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat hij de financiële belangen van zijn cliënten naar bewust weten en kunnen behartigt en dat hij zorgvuldigheid betracht in de advisering.
De assurantiepersoon moet hierbij waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Daarbij hoort ook dat de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Het gaat dan om feiten die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn. Ook geldt zijn zorgplicht niet alleen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst t maar vergt een voortdurende bemoeienis door de assurantietussenpersoon met de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Een assurantietussenpersoon mag dus in beginsel niet stil blijven zitten wanneer hij tijdens de looptijd van de tot zijn behorende verzekeringen kennisneemt van feiten of omstandigheden die meebrengen dat de door hem behoorde verzekeringen mogelijk aanpassingen behoeven.
Schending waarschuwingsplicht
De Commissie stelt dat de adviseur geen uitvoering heeft gegeven aan zijn waarschuwingsplicht door ten tijde van het gesprek in juni 2020 de partner van de consument er niet op te wijzen dat zijn persoonlijke situatie ten opzichte van het moment van het eerste gesprek in 2016 dusdanig is gewijzigd. Door het huwelijk was het namelijk raadzaam om een overlijdensrisicoverzekering te sluiten. De consument en haar partner hadden nu namelijk wel een groot belang bij het sluiten van een dergelijke verzekering.
Nergens blijkt uit dat er op dat moment een nieuw adviesrapport is opgemaakt of dat er gespreksnotities aanwezig zijn waaruit expliciet blijkt dat de adviseur de consument en haar partner op het belang van een overlijdensrisicoverzekering heeft gewezen. De adviseur heeft hiermee zijn zorgplicht geschonden. Het verweer van de adviseur dat door de gezondheidstoestand van de partner van de consument het sluiten van een overlijdensrisicoverzekering niet mogelijk was, treft geen doel.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u schade geleden als gevolg van schending van de (doorlopende) zorgplicht van uw financieel adviseur of assurantiepersoon? Neem dan contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant