Meerdere investeerders zagen kansen in het overnemen van een bedrijf in de productie en verkoop van luxe motorsloepen. Op dat moment zijn de jaarstukken over 2000 en 2001 nog niet opgesteld. In 2002 heeft de toenmalige directie de opdracht aan een accountant gegeven om deze jaarrekeningen op te stellen. Later is ook de opdracht aan de accountant gegeven om de halfjaarcijfers van 2002 op te stellen. Deze laatste opdracht werd door een andere accountant uitgevoerd. In augustus dat jaar zijn alle jaarcijfers opgemaakt. Vier maanden na de eerste investeerders, is ook een derde investeerder ingetreden.
Na de overname kwam aan het licht dat het bedrijf er financieel veel slechter voor stond dan uit de jaarrekeningen bleek. De accountants zouden omzet bij de verkeerde periodes hebben verwerkt en daarmee investeerders op het verkeerde been gezet. Het CBb heeft geoordeeld dat bij de jaarstukken 2000 en 2001 een deugdelijke grondslag ontbrak. Ook ontbrak een dergelijke grondslag bij de halfjaarcijfers 2002. Beide accountants kregen daarvoor een berisping.
Oordeel hof
Zowel de rechtbank als het hof hebben de vorderingen van de investeerders richting de accountants en een betrokken belastingadviseur afgewezen. In de procedures hebben de investeerders aangevoerd dat zij mochten vertrouwen op de beschikbare jaarrekeningen, halfjaarcijfers en de mededeling van de belastingadviseur. De belastingadviseur zou hebben aangegeven dat het niet nodig was voor onderzoek een ander accountantskantoor in te schakelen. Dit werd door de betrokken partijen gemotiveerd betwist.
Het is niet duidelijk hoe de conclusie tot stand is gekomen dat sprake is van schending van de zorgplicht van de accountant tegenover de investeerders. De accountant had bij het verstrekken van de cijfers geen rekening moeten houden met het feit dat deze cijfers eventueel bij investeerders terecht kon komen en die de aankoopbeslissing zou beïnvloeden. Ook is niet gebleken dat de accountant op de hoogte was dat investeerders deze cijfers gingen gebruiken.
Oordeel Hoge Raad
Bij de Hoge Raad wordt aangevoerd dat sprake is van schending van de zorgplicht, omdat het niet relevant zou zijn of de accountant wist dat derde eventueel op zijn rapport zouden vertrouwen. Een dergelijke zorgplicht zou tegenover elke willekeurige derde gelden. De Hoge Raad moet zich uitlaten over de vraag of een accountant bij de uitoefening van een niet-wettelijke taak jegens een derde heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot betaamt. Bij de beantwoording van die vraag dient te worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval, zoals de functie van een accountant in het maatschappelijk verkeer.
Volgens de Hoge Raad volstaat het niet dat de accountant jegens anderen (derden) een zorgplicht had, omdat zij kon weten of wist dat een rapportage door de anderen zou kunnen worden gebruikt om een beslissing over een transactie te maken. Het onderdeel faalt.
De accountant hoefde ten tijde van het uit handen geven van de cijfers geen rekening te houden met de mogelijkheid dat de opgestelde cijfers bij investeerders terecht zouden komen en het gedrag door de cijfers zouden worden bepaald.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant