![Uitspraak: Dubbele berisping voor accountant [eigen zaak]](/app/uploads/Dubbele-berisping-voor-accountant-eigen-zaak.jpg)
Betrokkene is ingeschreven in het daartoe bestemde register als accountant– administratieconsulent. A was directeur en enig aandeelhouder van Bv1. Ook was hij bestuurder van Bv2 en haar dochter Bv3. Bv4 is enig aandeelhouder van Bv2, waarvan de ouders van A enig aandeelhouder waren.
Voor Bv1, Bv2 en Bv3 heeft betrokkene een aantal jaren jaarrekeningen samengesteld en de aangiften vennootschapsbelasting verzorgd. De informatie die betrokkene hiervoor nodig had, werd steeds veel te laat aangeleverd. Dit was ook het geval in mei 2013. Toen had betrokkene niet de benodigde informatie over 2010 van Bv1, om een jaarrekening op te kunnen stellen. Betrokkene heeft A een brief geschreven over dit feit. Ook in november 2014 heeft betrokkene een brief geschreven, waarin hij de samenstellingsopdracht voor het betreffende jaar voor Bv1 teruggeeft.
Op enig moment is zowel Bv1, Bv2 als Bv3 failliet verklaard (op verschillende data). Klagers geven aan dat zij door het faillissement veel geld verloren hebben omdat zij een of meer (obligatie)leningen zijn aangegaan met (een van) de partijen.
Klagers 2 tot en met 5 hebben een klacht ingediend bij de kamer. Deze klacht is deels gegrond en deed ongegrond verklaard. Aan betrokkene is de maatregel van berisping opgelegd. Het CBb heeft het beroep dat door betrokkene tegen de beslissing is ingesteld, ongegrond verklaard.
De klacht
Klagers zijn van mening dat betrokkene in strijd met geldende gedrags- en beroepsregels heeft gehandeld. Daaraan liggen de volgende verwijten ten grondslag.
- Grond a. Betrokkene heeft ten onrechte de samenstellingsopdrachten ter zake van de jaarrekening 2010 van [BV1] en ter zake van de jaarrekening 2012 van BV3 aanvaard en (ongewijzigd) voortgezet en hij heeft daarom niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant en niet zorgvuldig en vakbekwaam en niet professioneel gehandeld;
- Grond b. Betrokkene heeft ten onrechte (steeds) bij het aanvangen van de (samenstellings) werkzaamheden niet voldoende inzicht verworven in de activiteiten van BV1 en BV3 en, mede vanwege het niet – laat staan voldoende – hebben van persoonlijk contact en het niet uitvoeren van cliëntenonderzoek, de vertegenwoordigers van c.q. betrokkenen bij BV1 en BV3, om de samenstellingsopdracht(-en) te kunnen (blijven) uitvoeren en hij heeft daarom niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant en niet zorgvuldig en vakbekwaam en niet professioneel gehandeld;
- Grond c. Betrokkene heeft ten onrechte (steeds) tijdens het uitvoeren van de (samenstellings) werkzaamheden, al dan niet uit hoofde van enig cliëntenonderzoek op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), niet op basis van zijn eigen waarneming een (professioneel) oordeel gevormd over de bedrijfsactiviteiten van BV1 en BV3 en over de personen die BV1 en BV3 vertegenwoordigen c.q. daarbij betrokken waren, en heeft daarom niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant en niet zorgvuldig en vakbekwaam en niet-professioneel gehandeld;
- Grond d. Betrokkene heeft ten onrechte nagelaten om tijdens de uitvoering van de samenstellingsopdrachten van [BV1] (2010) en BV3 (2012) met het management dan wel met governance / (feitelijk) bestuur van BV1 en BV3 belaste personen tijdig aangelegenheden betreffende de samenstellingsopdracht te communiceren, en heeft daarom niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant en niet zorgvuldig en vakbekwaam en niet professioneel gehandeld;
- Grond e. Betrokkene heeft ten onrechte niet (tijdig) een melding gedaan op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) bij de Financial Intelligence Unit (FIU) Nederland, zowel ter zake van BV1 als ook ten aanzien van BV3, en hij heeft daarom niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant en niet professioneel gehandeld;
- Grond f. Betrokkene heeft ten onrechte de (doorlopende) samenstellingsopdrachten inzake de jaarrekeningen 2010 (BV1) en BV3 (2012) niet voor, niet per medio 2012, niet voor en niet op 3 mei 2013, maar pas op 2 november 2014 (BV1) en in januari 2015 (BV3), en dus niet tijdig, aan BV1 en BV3 teruggegeven en hij heeft daarom niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant en niet zorgvuldig, vakbekwaam en professioneel gehandeld;
- Grond g. Betrokkene heeft zich bij de gesprekken en het verdere overleg inzake de verkoop van BV3 niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant gedragen en hij heeft niet zorgvuldig, niet vakbekwaam, niet professioneel en niet integer gehandeld;
- Grond h. Betrokkene heeft in de klachtprocedures niet professioneel en niet integer gehandeld door verklaringen af te leggen die apert in strijd zijn met de waarheid.
De kamer overweegt dat de accountant-administratieconsulent onderworpen is aan tuchtrechtspraak. Een klacht wordt niet in behandeling genomen als tussen het moment van het handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van tien jaar is verstreken. Dit is anders indien het handelen of nalaten heeft plaatsgevonden voor 1 januari 2019. Dan geldt een drie- en zesjaarstermijn.
Het is wenselijk dat klager zijn klachten zoveel mogelijk bundelt, maar daartoe niet kan worden verplicht. Dit blijkt ook niet uit de beginselen van een behoorlijke (tucht)procesorde of enig ander algemeen rechtsbeginsel. Onder omstandigheden kan een beperking worden gesteld aan de mogelijkheid om nieuwe klachten in te dienen, bijvoorbeeld in geval van inhoudelijke behandeling dat in strijd zou komen met een rechtsbeginsel. Hierbij kan worden gedacht aan misbruik van klachtrecht, ne bis in idem en de beginselen van een behoorlijke (tucht)procesorde.
Klachtonderdeel a (gegrond)
Het CBb heeft een eindbeslissing gegeven ten aanzien van het voortzetten van de werkzaamheden in het kader van de samenstellingsopdracht voor Bv1. Betrokken zou in dit geval onvoldoende en met onvoldoende voortvarendheid onderzoek te hebben gedaan voordat de opdracht werd teruggegeven. Voor klagers 2 tot en met 5 geldt het beginsel van ne bis in idem. Klager 1 heeft een onvoldoende belang voor een oordeel.
Er is geen eindbeslissing gegeven ten aanzien van de samenstellingsopdracht voor Bv3. Dit onderdeel moet dan ook in zijn volle omvang worden beoordeeld. Het verrichten van samenstellingswerkzaamheden van de jaarrekening staat los van het al dan niet bestaan van een verplichting om de jaarrekening te laten controleren.
Het feit dat een wijziging van bedrijfsactiviteiten heeft plaatsgevonden, hoeft niet op zichzelf een reden te zijn voor een accountant om zijn werkzaamheden in het kader van een samenstellingsopdracht niet langer voort te zetten.
Betrokkene had zijn werkzaamheden voor Bv3 al eerder behoren te beëindigen, door de verwevenheid van het bestuurderschap van Bv1 en Bv3. Dit heeft betrokkene niet gedaan. Dit is een schendig van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid dan wel vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Klachtonderdeel f hangt hiermee samen. Ook hier geldt dat klager 1 onvoldoende belang heeft, waardoor het onderdeel niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Klachtonderdeel b en c (ongegrond)
Hetgeen waarover in de klachtonderdelen wordt geklaagd is onvoldoende voor een tuchtrechtelijk verwijt. Ook vindt de kamer dat onvoldoende duidelijk is gemaakt dat betrokkene onvoldoende gedaan zou hebben om inzicht te verwerven in activiteiten van Bv1.
Klachtonderdeel d (ongegrond)
Dat B feitelijk leidinggevende zou zijn van Bv1 en Bv3 is onvoldoende onderbouwd. Betrokkene was niet gehouden te communiceren over de positie van B. Met betrekking tot het klachttermijn is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij tijdens deze periode zijn taken heeft verzaakt en dat onvoldoende is gecommuniceerd.
Klachtonderdeel e (ingetrokken/ongegrond)
De klacht die ziet op het handelen van betrokkene in het kader van Bv1 is ingetrokken. Niet is gebleken dat betrokkene een rol had bij de verkoop van aandelen van Bv3. Hiervoor is meer bewijs nodig dan slechts het feit dat betrokkene een administratieve ondersteunende rol had.
Klachtonderdeel g (gegrond)
Aan betrokkene is gevraagd een rapportage op te stellen over de financiële positie van Bv3 en deze te bespreken in een vergadering. Hierdoor heeft betrokkene zich doen laten associëren met Bv3. Betrokkene had een dergelijke associatie zoveel mogelijk moeten vermijden, nu betrokkene een vermoeden had van Ponzifraude. Betrokkene heeft in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit.
Klachtonderdeel h (ongegrond)
Van bewust onjuiste of misleidende standpunten kan naar het oordeel van de Accountantskamer geen sprake zijn indien sprake is van een interpretatie van feiten of het trekken van (juridische) conclusies, tenzij sprake is van interpretaties en conclusies die evident onverdedigbaar zijn. Niet is gebleken dat de tuchtrechter in de vorige klachtprocedure is misleid.
Maatregel
Eerder is de maatregel van berisping al opgelegd. Eigenlijk zou de kamer voor alles samen de maatregel van tijdelijke doorhaling van de duur van 1 maand willen opleggen. Echter, dit gaat niet door de eerdere maatregel van berisping. Hierdoor wordt nogmaals een maatregel van berisping opgelegd.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant