
Klaagster stelt dat de notaris de wilsbekwaamheid van erflater onzorgvuldig heeft onderzocht. Ze stelt dat de feiten en omstandigheden nadien door de getuigenverhoren nader zijn ingekleurd en eist een herzieningsverzoek.
Het procesverloop
Op 27 februari 2014 is de partner van klaagster (hierna: erflater) overleden. Op 15 december 2003 hebben klaagster en erflater samen een akte partnerschapsvoorwaarden en ieder een testament laten verlijden. Erflater heeft klaagster tot zijn enig erfgename benoemd en zijn kinderen onterfd. Erflater heeft vervolgens bij testament van 2 december 2013 over zijn nalatenschap beschikt. Daaraan voorafgaand heeft een oud-notaris, voormalig kantoorgenoot van de notaris, op het kantoor van de notaris een voorbespreking gevoerd met erflater.
De kandidaat-notaris heeft op het kantoor van de notaris het concept-testament opgesteld en met erflater besproken. Hij heeft erflater opgezocht in de verpleeginstelling waar erflater op dat moment al geruime tijd verbleef. Op 2 december 2013 is het testament, in aanwezigheid van erflater, van de notaris en van de kandidaat-notaris besproken en gepasseerd. Bij dit testament heeft erflater zijn eerdere testament herroepen en zijn neef als enig erfgenaam benoemd. Het testament hield hierdoor een onterving van klaagster in.
Op 14 april 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de notaris onder meer omdat de notaris bij het opmaken en passeren van het testament de wilsbekwaamheid van erflater onvoldoende zorgvuldig zou hebben onderzocht. Op 27 januari 2015 heeft de kamer deze klacht ongegrond verklaard. Klaagster heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij de notaris en gerechts- en deurwaarderskamer van het gerechtshof Amsterdam. Op 22 september 2015 heeft genoemde kamer van het gerechtshof Amsterdam de beslissing van de kamer bevestigd.
De klacht
Ten eerste stelt de gemachtigde van de klaagster zich op het standpunt dat hij, ondanks het overlijden van klaagster de klacht en herzieningsprocedure op eigen titel kan voortzetten, omdat hij daar inmiddels ook een zelfstandig eigenbelang bij heeft. Verder stelt de gemachtigde van klaagster dat de uitspraken van de kamer van 27 januari 2015 en van het hof van 22 september 2015 nietig zijn en dat reeds daarom de klacht opnieuw behandeld moet worden.
Een reden voor herziening is gelegen in de getuigenverhoren. Deze verhoren hebben nieuwe feiten en omstandigheden opgeleverd die herziening van de uitspraak van de kamer van 22 september 2015 tot gevolg dienen te hebben. Dit in de zin dat de klacht tegen de notaris alsnog gegrond zou moeten worden verklaard, omdat de notaris de wilsbekwaamheid van erflater onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht.
De norm
Artikel 99 lid 1 van de Wet op het notarisambt bepaalt dat klachten tegen notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen kunnen worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang. Het begrip belanghebbende wordt door de vaste rechtspraak uitgelegd met het oog ook op de wetsgeschiedenis uit als volgt.
“Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroepsnormen en -regels voor het notariaat.”
Op grond van vaste rechtspraak is herziening van tuchtrechtelijke beslissingen aanvaard, maar met het oog op de rechtszekerheid dienen aan dit rechtsmiddel zware eisen te worden gesteld. Herziening kan immers leiden tot aantasting van onherroepelijke uitspraken van de notariële tuchtrechter. Op verzoek van een partij kan een onherroepelijk geworden beslissing worden herzien op grond van nauwkeurig omschreven feiten of omstandigheden die
1) Hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
2) Bij verzoek(st)er vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn
3) En ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat de tuchtrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
De beoordeling
De kamer is van oordeel dat klaagster en haar gemachtigde om meerdere redenen kennelijk niet in het herzieningsverzoek dan wel de klacht kunnen worden ontvangen, dan wel dat deze kennelijk ongegrond verklaard dienen te worden.
De voorzitter stelt voorop dat klaagster de stelling, dat de uitspraken van de kamer van 27 januari 2015 en van het hof van 22 september 2015 nietig zijn, feitelijk noch juridisch heeft onderbouwd. Van nietigheid van bedoelde uitspraken is ook overigens niet gebleken. In de onderhavige zaak is de klacht bovendien in hoger beroep aan volledige herbeoordeling onderworpen door het hof. Dit klachtonderdeel kan daarom geen aanleiding tot hernieuwde behandeling van de klacht vormen. Het oordeel van kamer en hof in deze zaak, zijn dus een gegeven. Daarop stuit de hernieuwde klacht, met dezelfde inhoud, af (Ne Bis in Idem).
Voor wat betreft de uitkomsten van de door klaagster overgelegde getuigenverhoren geldt dat deze uitsluitend zien op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan vóór de uitspraak van de kamer van 27 januari 2015. De getuigenverhoren zien uitsluitend op feiten en omstandigheden die ten tijde van de indiening van de oorspronkelijke klacht van klaagster reeds bekend waren en deze feiten en omstandigheden zijn ook aan de oorspronkelijke klacht ten grondslag gelegd en bij de beoordeling daarvan meegenomen. Het enkele gegeven dat bedoelde feiten en omstandigheden nadien door de getuigenverhoren nader zijn ingekleurd brengt in het voorgaande in beginsel geen verandering. Er is geen grond om aan te nemen dat de tuchtrechter op grond van de door de getuigenverhoren nader ingekleurde feiten en omstandigheden tot een andere uitspraak zou zijn gekomen.
Tegen de achtergrond van het voorgaande zijn er naar het oordeel van de voorzitter in de feiten en de omstandigheden van de voorliggende zaak zelf geen aanknopingspunten om te komen tot een herzieningsverzoek. De voorzitter laat daarom onbesproken de vraag of, gegeven het feit dat klaagster inmiddels is overleden, de gemachtigde als zelfstandig belanghebbende in deze zaak kan worden ontvangen.
De beslissing
De voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden verklaart (de gemachtigde van) klaagster kennelijk niet ontvankelijk in de klacht en het herzieningsverzoek en verklaart de klacht en het herzieningsverzoek kennelijk ongegrond.
Hier kunt u de gehele uitspraak van de kamer voor het notariaat lezen.
Zorgplicht advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant