
Een zoon en dochter zijn ieder voor 50% houder van aandelen in de Holding. De dochter heeft in 1999 de aandelen van haar vader gekocht voor f. 800.000. Op 1 juli 2017 is de vader overleden. In het testament van de vader is opgenomen dat alle aandelen van de dochter in de Holding binnen 6 maanden na het overlijden van de vader tegen de waarde in het economisch verkeer moeten worden gelegateerd aan de zoon. Indien de dochter de aandelen niet tijdig levert aan haar broer zal zij haar rechten als erfgename verliezen. Op voorstel van de zoon is de termijn van 6 maanden verlengd tot 1 maart 2018. De zoon heeft vervolgens de Accountant de opdracht verstrekt tot waardering van de aandelen van de Holding.
Aandelen hebben een negatieve waarde van ruim € 750.000,-
In de opdrachtbevestiging van de Accountant is opgenomen dat de opdracht wordt uitgevoerd in overeenstemming met ‘Standaard 4400N’ van de Nadere voorschriften controle en overige standaarden. Nadat de Accountant zich heeft ingelezen heeft hij in februari 2018 aan de zoon laten weten dat hij de opdracht niet in overeenstemming met Standard 4400N heeft uitgevoerd, maar in overeenstemming met Standaard 5500N. Twee dagen later heeft de Accountant zijn waarderingsrapport uitgebracht. De Accountant stelt in zijn waarderingsrapport dat de aandelen van de dochter een waarde hebben van – € 757.361,-. In zijn conclusie stelt de Accountant dat indien de zoon bereid is alle toekomstige lasten en risico’s voor zijn rekening te laten komen hij kan overwegen om de aandelen voor € 0 of € 1,- te laten overdragen.
De dochter begint vervolgens een kort geding. Haar vordering wordt echter afgewezen omdat de kortgedingrechter oordeelt dat haar vordering zich niet leent voor behandeling in kort geding. Vervolgens heeft de advocaat van de dochter een afschrift gevraagd van de documenten die aan de Accountant ter beschikking zijn gesteld. De advocaat heeft daarbij gesteld dat de dochter aandeelhoudster is van de Holding die de opdracht voor het rapport heeft verstrekt. De Accountant heeft de verzoeken afgewezen. De opdracht was volgens de Accountant verstrekt door de zoon en niet door de Holding. Vervolgens heeft de Accountant echter wel zijn facturen aan de Holding verstuurd. Uiteindelijk schrijft de zoon in juli 2018 een brief aan de Accountant waarin hij stelt dat de Accountant slechts een indicatie van de waarde van de aandelen heeft gegeven. Daarnaast zegt de zoon dat hij zijn zus in de precontractuele fase van de aandelenoverdracht beschouwt als zijn tegenpartij. Daardoor mag de Accountant volgens de zoon dus geen informatie geven over zijn waardebepaling.
Uiteindelijk dient de dochter een klacht in tegen de Accountant. De dochter stelt dat de Accountant heeft:
- Geweigerd een afschrift te verstrekken van het dossier dat ten grondslag heeft gelegen aan zijn rapport;
- De waarde van de aandelen niet deugdelijk vastgesteld;
- Niet de specifieke kennis om aandelen te waarderen en niet de gangbare waarderingsmethode gebruikt;
- Cijfers onvoldoende doorgrond;
- Aannames gedaan zonder deze te verifiëren;
- Niet vermeld wat het gevolg zal zijn voor de waardering van de aandelen als de holding toch blijkt te beschikken over essentiële documenten inzake de pensioentoezegging;
- Een vordering van de Holding op de dochter ten onrechte aangemerkt als volledig oninbaar;
- Gefactureerd aan de Holding in plaats van aan zijn opdrachtgever.
Accountant is niet (wettelijk) verplicht stukken te verstrekken aan anderen dan zijn opdrachtgever
Wat betreft klachtonderdeel 1 stelt de Accountant dat de dochter de gewenste informatie op had moeten vragen bij de Holding in plaats van bij de Accountant. De Accountant kon door zijn geheimhoudingsverplichting de gewenste informatie niet verstrekken aan de dochter. Volgens de Accountantskamer is een accountant niet (wettelijk) verplicht stukken te verstrekken die hij zelf heeft verkregen voor de uitvoering van de opdracht. Echter, de dochter had zelf zonder meer aanspraak op inzage in/verstrekking van de jaarrekeningen van de Holding. De Accountant had daarom volgens de Accountantskamer moeten onderzoeken of de zoon bereid was om de Accountant toestemming te geven om afschriften van de stukken te verstrekken aan de dochter. Doordat de Accountant dit heeft nagelaten heeft de Accountant in strijd gehandeld met het beginsel van zorgvuldigheid en vakbekwaamheid.
Wat betreft klachtonderdelen 2 tot en met 7 oordeelt de Accountantskamer dat het vaste jurisprudentie is dat de door een accountant in een uitgebracht rapport opgenomen conclusies een deugdelijke grondslag moeten hebben. Dit geldt zeker als de Accountant er rekening mee moet houden dat zijn opdrachtgever het rapport gebruikt in een procedure. Volgens de Accountantskamer had de Accountant in deze zaak moeten voorzien dat zijn rapport gebruikt zou kunnen worden in een procedure. Het rapport van de Accountant voldoet volgens de Accountantskamer daarnaast ook niet aan de Standaard 5500N. De manier waarop de Accountant de opdracht heeft uitgevoerd en de opmerking dat de dochter een tegenpartij is wijst volgens de Accountantskamer op een ongepaste beïnvloeding door de zoon van de afwegingen van de Accountant. De Accountant heeft daardoor niet alleen in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, maar ook met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Klachtonderdelen 2 tot en met 7 zijn daarom ook gegrond. Wat betreft de verkeerd geadresseerde factuur oordeelt de Accountantskamer dat ook deze klacht gegrond is.
Accountant is al tweemaal eerder tuchtrechtelijk veroordeeld
De Accountantskamer komt tot het oordeel dat de Accountant een gebrekkig waarderingsrapport heeft opgesteld. Daarnaast wijst het resultaat van de werkzaamheden dat hij enkel oog heeft gehad voor de belangen van de zoon, zijn opdrachtgever. Hierdoor is de dochter in een moeilijke situatie gekomen wat betreft het uitvoeren van haar vaders testament. Daarbij is de Accountant al twee keer eerder tuchtrechtelijk veroordeeld en toont hij geen enkel besef van zijn onjuiste handelswijze. Hij heeft zelfs gesteld dat de dochter misbruik maakt van haar klachtrecht. De Accountantskamer acht daarom de maatregel van tijdelijke doorhaling voor drie maanden passend en geboden.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de Accountantskamer.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.
Zie ook vergelijkbare uitspraken:

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant