Klager en A zijn sinds 29 juli 2018 uit elkaar gegaan, tussen hen loopt een echtscheidingsprocedure. Klager is directeur groot aandeelhouder van BV2. BV2 staat aan het hoofd van een groep die bestaat uit BV3 en BV4.
De advocate van A heeft betrokkene, werknemer van BV1, gevraagd om een opinie met daarin jaarrekeningen van BV2, om te kijken of er naast het salaris van klager ook ruimte is voor bijvoorbeeld dividenduitkeringen. A heeft namelijk een verzoek van vaststelling van een voorlopige uitkering tot levensonderhoud ingediend bij de rechtbank. De gedachte hierachter was dat een rechter moet kijken naar het werkelijk te verwerven inkomen uit een onderneming. Betrokkene heeft de gevraagde opinie op 20 september gemaild aan de advocate van A. Deze opinie is daarna ingebracht in de procedure.
Handelen in strijd met de geldende gedrags- en beroepsregels
Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Aan deze klacht liggen de volgende verwijten ten grondslag:
- BV1 heeft geen officiële opdracht gehad en evenmin een opdrachtbevestiging verstrekt;
- betrokkene heeft geen hoor en wederhoor toegepast;
- betrokkene is bevriend met A en is onprofessioneel geweest door zakelijk en privé niet gescheiden te houden;
- de opinie bevat allerlei onjuistheden en niet onderbouwde aannames en conclusies over het bedrijf van klager.
Misbruik van tuchtrecht
Volgens betrokkene is er sprake van misbruik van tuchtrecht, klager beoogt volgens hem met zijn klacht A te isoleren van haar adviseurs. Volgens betrokkene heeft klager ook negen tuchtklachten ingediend tegen haar advocate. De Accountantskamer gaat hier niet in mee. Toetssteen voor misbruik van tuchtrecht is of met het indienen van de klacht nog enig tuchtrechtelijk doel kan worden gediend, dat is volgens de Accountantskamer het geval.
Officiële opdracht
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel oordeelt de Accountantskamer dat deze ongegrond is. Er is geen regel die stelt dat er een officiële opdracht moet worden verstrekt. Ook is het sturen van een opdrachtbevestiging niet verplicht. Het eerste klachtonderdeel wordt dus ongegrond verklaard.
Hoor en wederhoor
Het tweede klachtonderdeel ziet op het niet toepassen van hoor en wederhoor door betrokkene. De Accountantskamer stelt dat het niet toepassen van hoor en wederhoor niet meteen betekent dat er sprake is van een ondeugdelijke grondslag. Het is volgens de Accountantskamer belangrijk in de gaten te houden dat A opdrachtgever was, niet klager. Wanneer er dus meer informatie nodig was voor zijn opinie, had betrokkene zich niet tot klager kunnen wenden. Dit had dan via A gemoeten, maar gezien de slechte verstandhouding ligt toestemming hiervoor niet bepaald voor de hand. Het tweede klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond verklaard.
Onjuistheden en niet onderbouwde aannames
Het vierde klachtonderdeel wordt voor het derde onderdeel behandeld. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene niet alle informatie, waarop de opinie is gebaseerd, in de opinie heeft vermeld. Dit had wel van betrokkene verlangd kunnen worden. Daarnaast heeft betrokkene de opinie ook gebaseerd op informatie waarvan hij zelf geen kennis heeft genomen. Hij ging uit van informatie van A. Verder heeft betrokkene aangegeven dat de markt waarin BV3 en BV4 acteren nog zal groeien. Betrokkene heeft dit gebaseerd op informatie van de Kamer van Koophandel en informatie van A. Betrokkene heeft verklaard verder geen zicht te hebben gehad op de exacte aard van de activiteiten van de vennootschappen. Dit had volgens de Accountantskamer wel gemoeten. Het vierde klachtonderdeel wordt dan ook gegrond verklaard.
Objectiviteit
Ten aanzien van het derde klachtonderdeel had betrokkene zich volgens de Accountantskamer af moeten vragen of het uitvoeren van de opdracht of zijn vriendschap met A een bedreiging zou vormen voor het zich houden aan de fundamentele beginselen. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij zich dit afvroeg. Om zich aan deze fundamentele beginselen te houden heeft hij alle informatie afgezonderd en er verder met niemand over gesproken. Deze maatregel kan volgens de Accountantskamer niet als adequaat worden gekwalificeerd. Los van het feit dat betrokkene over zeer weinig informatie beschikte, kwam deze informatie vooral van één kant. Betrokkene heeft volgens de Accountantskamer dus nagelaten toereikende maatregelen te treffen. Hij heeft hierdoor in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Het derde klachtonderdeel wordt dan ook gegrond verklaard.
Doorhaling
De klacht wordt deels gegrond verklaard. Gezien het feit dat de werkwijze van betrokkene ernstige tekortkomingen vertoont en deze bestemd was getoond te worden in een gerechtelijke procedure, waardoor klager werd geraakt, vindt de Accountantskamer de maatregel van doorhaling voor de duur van drie maanden op zijn plaats.
Lees hier de hele uitspraak
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant