In deze zaak staat de vraag centraal of [accountantskantoor] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar opdracht, waarbij X beweert schade te hebben geleden door het te laat indienen van een bezwaar tegen een naheffingsaanslag van de Belastingdienst.
Naheffingsaanslag
X is een exploitatiemaatschappij voor onroerend goed en maakt deel uit van een groep vennootschappen (hierna aangeduid als “[vennootschap]”). X was voorheen onderdeel van een fiscale eenheid met drie andere BV’s. Op 30 juni 2017 werden twee van deze BV’s failliet verklaard, wat resulteerde in het besluit van de belastinginspecteur om ze uit de fiscale eenheid te schrappen.
Na het faillissement namen de bestuurders van [vennootschap] in augustus 2017 contact op met [accountantskantoor]. De bestuurders hebben [accountantskantoor] opdracht gegeven werkzaamheden voor hun concern te verrichten. [Informant] fungeerde hierbij, als accountant-administratieconsultant, als de contactpersoon.
Op 5 september is door [informant] aan de bestuurders en opdrachtbevestiging voor een samenstellingsopdracht gestuurd. In die brief is vermeld dat de bestuurders [accountantskantoor] opdracht hebben gegeven de jaarrekeningen over 2016 en verdere jaren samen te stellen van de vennootschappen van [vennootschap], waaronder X. Ook is voor alle duidelijkheid vermeld dat de opdracht geen assurance-, controle-, of beoordelingsopdracht is.
Problemen ontstonden toen de Belastingdienst op 7 november 2017 een naheffingsaanslag van €360.000 oplegde aan de fiscale eenheid, gebaseerd op onbetaalde facturen van de failliete BV’s. In november en december 2017 correspondeerden [informant], de bestuurders en de advocaat van [vennootschap] per e-mail over het indienen van bezwaar tegen de naheffingsaanslag.
Op 20 december 2017 stelde de Belastingdienst X aansprakelijk voor het bedrag van €360.000. [Informant] diende namens de fiscale eenheid op 27 december 2017 bezwaar in tegen de naheffingsaanslag, maar de Belastingdienst verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend.
Klacht en verweer
In reactie op de afwijzing van het bezwaar stelt X [accountantskantoor] aansprakelijk voor de geleden schade als gevolg van het te laat indienen van het bezwaar. X beweert dat [accountantskantoor] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de opdracht, waarbij [accountantskantoor] zich had verbonden om onder andere fiscale bijstand te verlenen. Volgens X is [informant] zijn zorgplicht als een goed opdrachtnemer niet nagekomen door het bezwaar niet tijdig en op de juiste wijze in te dienen. X mocht erop vertrouwen dat [informant] de aan hem toevertrouwde werkzaamheden tijdig en nauwgezet zou uitvoeren.
[Accountantskantoor] betwist de vorderingen van X en ontkent tekortgeschoten te zijn in haar verplichtingen. Ze stelt dat de primaire verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van bezwaar bij de bestuurders van X lag. Zij onderhielden het contact met de fiscus en de curator waarbij zij werden bijgestaan door hun advocaat. Ook beweert [accountantskantoor] dat zij niet tijdig de opdracht heeft gekregen om bezwaar te maken en geen reden had om aan te nemen dat actie vereist was. [Accountantskantoor] betwist ook een causaal verband tussen haar handelen en de gestelde schade, wijst op de eigen schuld van X en betwist de omvang van de schade.
Zorg van een goed opdrachtnemer
De rechtbank beoordeelt of [accountantskantoor] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de opdracht en of X daardoor schade heeft geleden.
Volgens artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek moet de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. De omstandigheden van het geval bepalen of aan die norm is voldaan, en ingeval van aansprakelijkheid uit wanprestatie is in het bijzonder ook de inhoud van de opdracht bepalend. Daarnaast moet de opdrachtnemer de cliënt desgevraagd en ook uit eigen beweging van informatie voorzien, waarbij de omvang van die informatieverplichting afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waaronder de deskundigheid van de opdrachtgever.
Omvang van de opdracht
De rechtbank begint met het beoordelen van de omvang van de opdracht. X stelt dat [accountantskantoor] de opdracht had om alle financiële zaken en fiscaliteit van de fiscale eenheid te verzorgen. [Accountantskantoor] betwist echter dat de overeenkomst de opdracht inhield om de administratieve en fiscale dienstverlening in brede zin voor de fiscale eenheid te verzorgen. X mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat [accountantskantoor] tijdig bezwaar zou maken tegen de naheffingsaanslag. Een opdracht hiervoor is voorafgaand aan het verstrijken van de bezwaartermijn nimmer aan haar verstrekt.
De rechtbank constateert dat uit de opdrachtovereenkomst niet blijkt dat de opdracht zag op het verlenen van fiscale ondersteuning aan de gehele fiscale eenheid, inclusief het maken van bezwaar tegen (naheffing)aanslagen. In deze overeenkomst is slechts vermeld dat aan [accountantskantoor] de opdracht is gegeven de jaarrekeningen over 2016 en verdere jaren samen te stellen van onder meer X. Daarbij wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat de opdracht geen assurance-, controle- of beoordelingsopdracht is. De opdracht had dus een beperkt karakter.
[Informant] was als accountant-administratieconsulent belast met de uitvoering van de opdracht. Dat [informant] feitelijk als onderdeel van zijn dienstverlening ook eenvoudige werkzaamheden verrichtte op fiscaal terrein, betekent nog niet dat X ervan uit mocht gaan dat het maken van bezwaar bij de Belastingdienst tot het takenpakket van [informant] ging behoren. Het werk van een accountant verschilt immers wezenlijk van dat van een fiscalist, waarbij ook heel andere beroepskwalificaties gelden. Uit het feit dat [informant] communiceerde met de Belastingdienst volgt ook niet dat de opdracht mede omvatte de fiscale dienstverlening inclusief het maken van bezwaar.
Als X had gewild dat (een fiscalist/bedrijfsjurist van) [accountantskantoor] zorg zou dragen voor het tijdig aanwenden van rechtsmiddelen tegen de naheffingsaanslag, had zij dat expliciet kenbaar moeten maken en daartoe uitdrukkelijk een aanvullende opdracht moeten geven. Een dergelijke aanvullende opdracht volgt echter nergens uit.
Uitdrukkelijk opdracht gegeven
Pas op 15 december 2017 is door [bestuurder 1] uitdrukkelijk een opdracht tot het maken van bezwaar tegen de naheffingsaanslag van 360.000,- verstrekt, die door [accountantskantoor] is geaccepteerd. Dat was echter ná het verstrijken van de bezwaartermijn die, daarover zijn partijen het eens, op 7 december 2017 afliep. [Accountantskantoor] kon dus onmogelijk op tijd zijn met het indienen van een bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag. In het licht van de hiervoor besproken beperkte omvang van de opdracht mocht van [informant] niet worden verwacht dat hij op een eerder moment dan op 15 december 2017 actie zou ondernemen, door bijvoorbeeld X te waarschuwen c.q. te adviseren omtrent het feit dat zij een risico liep als er niet op tijd bezwaar zou worden gemaakt.
Conclusie
Onder de geschetste omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat [informant] /[accountantskantoor] in strijd heeft/hebben gehandeld met de zorg van een goed opdrachtnemer. Zij mocht er redelijkerwijs van uitgaan dat zij op juiste wijze invulling gaf aan de aan haar gegeven opdracht. Dit betekent dat van een toerekenbare tekortkoming geen sprake is, zodat [accountantskantoor] uit hoofde van wanprestatie niet aansprakelijk gehouden kan worden voor de gestelde schade van X.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Of heeft u schade geleden als gevolg van een fout van een accountant? Neem dan contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant