Klacht ingediend tegen een accountant. De accountant, betrokkene, heeft bij de door hem verrichte controlewerkzaamheden, met betrekking tot wezenlijke posten, geen toereikende controle-informatie verkregen. De Kamer heeft hem maatregel van tijdelijke doorhaling van inschrijving voor de duur van een maand opgelegd.
Het procesverloop
Een groep ondernemingen was actief in de drankenhandel en in de productie van alcoholhoudende dranken. Aan het hoofd van de groep stond de BV. De detailhandelsactiviteiten van de groep ondernemingen vonden in belangrijke mate plaats via de slijterijketen. Voor vrijwel alle dochtermaatschappijen was een verklaring als bedoeld in artikel 2:403 van het Burgerlijk Wetboek afgegeven door de BV. Betrokkene heeft als externe accountant vanuit het accountantskantoor de (geconsolideerde) jaarrekeningen 2012 tot en met 2014 van de BV gecontroleerd. De controle van de jaarrekening 2015 van de BV is niet voltooid.
In de loop van 2016 heeft de toenmalige CFO van de BV intern onderzoek laten verrichten naar mogelijke fraude en onjuiste boekingen. In een interne notitie van de toenmalige CFO, van 30 mei 2016, wordt melding gemaakt van forse afboekingen ten bedrage van € 22.000.000 bij de BV. De huisbankier van BV heeft vervolgens geweigerd om een kredietverhoging waarom verzocht was te verlenen. Dit leidde vanaf 1 juli 2016 tot surseance van betaling van BV. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is de BV failliet verklaard. Klagers zijn bij deze beschikking benoemd tot curatoren. De overige tot de groep behorende vennootschappen zijn kort hierna eveneens gefailleerd. De CEO van de slijterijketen, die tevens bestuurder was van BV, heeft op 16 augustus 2019 schriftelijk erkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan boekhoudfraude bij de slijterijketen. In zijn verklaring noemt hij in dit verband het in de administratie opnemen van memoriaalboekingen zonder voldoende grond.
Klagers hebben, nadat zij zich aanvankelijk hadden beziggehouden met de verkoop van de activa en de afwikkeling van lopende zaken van de failliete boedel, contact opgenomen met het accountantskantoor. Klagers hebben verscheidene malen gevraagd om inzage in de controle-dossiers. Dit is geweigerd. Wel heeft betrokkene op 27 februari 2019 een algemene toelichting, met een drietal bijlagen, gegeven op de door hem verrichte controlewerkzaamheden. De weigering om inzage te verschaffen in de controle-dossiers heeft geleid tot een kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. Bij vonnis van 20 december 2019 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van klagers afgewezen.
De klacht
Betrokkene heeft volgens klagers gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Ten eerste verwijten de klagers de betrokkene dat hij is tekortgeschoten in de door hem verrichte controlewerkzaamheden ten aanzien van: de memoriaalboekingen, de filiaalvoorraad, de materiële vaste activa, de liquide middelen, crediteuren en overlopende passiva, de beoordeling van de consolidatie en de beoordeling van de volwaardigheid van de vorderingen. Daarnaast heeft de betrokkene in het kader van een kort geding op 6 december 2019 bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam bewust onjuiste en misleidende verklaringen afgelegd. Tot slot heeft de betrokkene ten onrechte geweigerd om een afschrift van (delen van) de controle-dossiers met betrekking tot de jaren 2012, 2013 en 2014 aan klagers te verstrekken.
De beoordeling
Klachtonderdeel 1 wordt gegrond verklaard. Er wordt door de Accountantskamer geoordeeld dat betrokkene is tekortgeschoten in de door hem verrichte controlewerkzaamheden ten aanzien van alle onderdelen behalve ten aanzien van de materiële vast activa. Bij de overig onderdelen heeft betrokkene geen toereikende controle-informatie verkregen. Daarmee heeft betrokkene zijn kerntaak als controlerend accountant veronachtzaamd en heeft hij in meerdere opzichten gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Klachtonderdeel 2 wordt ongegrond verklaard. De Accountantskamer kan niet vaststellen dat er sprake is geweest van bewuste misleiding door betrokkene tijdens het kort geding op 6 december 2019. Klachtonderdeel 3 wordt ook ongegrond verklaard. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene door niet alle specifiek verzochte stukken te verschaffen niet klachtwaardig heeft gehandeld. De Accountantskamer stelt wel dat betrokkene ten aanzien van sommige een uitleg had kunnen geven en daarbij het vertrouwen uit te spreken dat hiermee voldoende uitleg is gegeven.
De beslissing
De Accountantskamer oordeelt dat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is, hierdoor kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van één maand is passend en geboden. Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene bij de door hem verrichte controlewerkzaamheden met betrekking tot wezenlijke posten geen toereikende controle-informatie heeft verkregen. Daarmee heeft betrokkene in meerdere opzichten gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Anderzijds heeft de Accountantskamer meegewogen dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Hier kunt u de gehele uitspraak van de Accountantskamer lezen.
Lees het volgende artikel.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant