
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Accountantskamer stellen dat een accountant persoonlijk verantwoordelijk moet zijn voor een dossier, wil hij daarop tuchtrechtelijk kunnen worden aangesproken. Van bijzondere omstandigheden die maken dat betrokkene zich anders had moeten opstellen in de tuchtprocedure over de eerste klacht is er geen sprake.
Het procesverloop
Een registeraccountant werkt als accountant in business voor een holding met drie werkmaatschappijen. Deze groep verleent administratieve diensten aan alternatieve investeringsfondsen en stelt rapportages en jaarrekeningen op. De accountant werkte tot 2014 voor een groot aantal cliëntvennootschappen en ging vanaf 2014 voor twee-derde van haar dienstverband werken voor een werkmaatschappij.
Een bedrijf in de Verenigde Staten is eigendom van een BV, waarvan een directeur grootaandeelhouder 60 procent van de aandelen bezit. De rest van de aandelen is in handen van andere aandeelhouders en een mede-grootaandeelhouder. De directeur van de BV maakt de jaarrekening 2016 op van deze BV. De jaarrekening is in november 2017 vastgesteld en bij de KvK gedeponeerd. De BV wordt in juni 2019 geliquideerd na een besluit van de aandeelhouders. De directeur grootaandeelhouder zegt dat hij hierdoor schade heeft geleden en dient een klacht in tegen de accountant in business. In januari 2020 dient de directeur grootaandeelhouder een tuchtklacht in, waarbij hij erover klaagt dat de accountant:
1) Heeft nagelaten eenvoudige controlewerkzaamheden uit te voeren met betrekking tot de deelneming die wordt vermeld in de jaarrekening 2016 van de Inc.-eigenaar;
2) Twee foute vermeldingen over het hoofd heeft gezien;
3) Geen navraag heeft gedaan naar de juridische strijd, die in de jaarrekening wordt gepresenteerd, maar volgens de klager helemaal niet bestond;
4) Geen navraag heeft gedaan naar de facturen ad € 35.093,- dollar die samenhingen met dat juridisch conflict;
5) Bij het samenstellen van de jaarrekening 2016 geen onderzoek heeft gedaan naar het vermeende faillissement van de deelneming.
De tweede klacht
Als de Accountantskamer de klacht ongegrond verklaart, gaat de directeur grootaandeelhouder hiertegen in hoger beroep. Daarna dient hij een tweede klacht in. Volgens deze klacht heeft de accountant in de procedure over de eerste klacht onjuistheden gedebiteerd in haar verweerschrift. Hij klaagt er met name over dat de accountant:
1) Door de eerste klacht wist van directiefraude in haar organisatie en dat de jaarrekening 2016 een onjuist en geen getrouw beeld gaf, maar niettemin heeft nagelaten toe te passen, op maatregelen aan te dringen binnen en/of buiten haar organisatie, te voorzien in een melding, zelf maatregelen te nemen, dan wel andere accountants in te lichten;
2) Na een interne bespreking van de eerste klacht haar leidinggevenden heeft verdedigd en met hen heeft samengespannen in plaats van zich van hen te distantiëren;
3) Willens en wetens tegen de grondslag in heeft gehandeld door actief mee te werken aan het tot stand komen van onjuiste informatie.
De Accountantskamer verklaart ook deze klacht volledig ongegrond.
Klachten
In de eerste klacht stelt de directeur grootaandeelhouder dat de Accountantskamer ten onrechte heeft vastgesteld dat niet is gebleken dat de accountant persoonlijk betrokken is geweest bij het opstellen van de jaarrekening 2016. Daarnaast heeft de Accountantskamer ten onrechte geoordeeld dat de accountant als enige accountant die verbonden is aan de BV en de groep niet verantwoordelijk is voor de jaarrekening 2016.
In de tweede klacht stelt de directeur grootaandeelhouder dat de Accountantskamer de klacht ten onrechte ongegrond heeft verklaard.
Beoordeling van het College
Klacht 1.1 : Persoonlijke betrokkenheid
In hoger beroep heeft de de directeur grootaandeelhouder geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat de Accountantskamer er op dit punt naast zit. Bovendien heeft hij op de zitting erkend dat hij de persoonlijke betrokkenheid van de accountant niet kan bewijzen.
Klacht 1.2 : Verantwoordelijkheid accountant
Het is vaste jurisprudentie van de Accountantskamer en het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat handelingen slechts tuchtrechtelijk verwijtbaar kunnen zijn als een accountant die handelingen in persoon heeft verricht of nagelaten; of daarvoor als direct verantwoordelijke aanspreekbaar is.
Volgens de directeur grootaandeelhouder is de BV dan wel zijn de drie werkmaatschappijen tezamen in feite een accountantskantoor met de accountant als dagelijks beleidsbepaler. De accountant is daarom verantwoordelijk voor de jaarrekening op grond van de Nadere voorschriften accountantskantoren ter zake van aan assurance verwante opdrachten en de Tijdelijke nadere voorschriften kwaliteitssystemen. Volgens de directeur grootaandeelhouder is de dagelijks beleidsbepaler van een accountantskantoor wettelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van de jaarrekening, ongeacht of zij wel of niet persoonlijk betrokken is geweest bij het desbetreffende dossier.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven vindt deze aantijging een ongeoorloofde uitbreiding van de klacht in hoger beroep. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven gaat daarom niet inhoudelijk in op de stelling of de bv of de groep van de accountant is aan te merken als een accountantskantoor.
Klacht 2: Ten onrechte ongegrondverklaring
Op de zitting bij de Accountantskamer in de tuchtprocedure over de eerste klacht heeft de directeur grootaandeelhouder zijn pleitnota overgelegd met een bijlage die de Accountantskamer niet accepteert. In die bijlage somt hij een reeks vermeende onjuistheden op. In hoger beroep komt de directeur grootaandeelhouder opnieuw met deze bijlage op de proppen en herhaalt een deel van de vermeende onjuistheden onder het mom dat de accountant die niet had mogen opnemen in haar verweerschrift. Het college ziet dit als een ongeoorloofde aanvulling of uitbreiding van de klacht. Het verwijt dat de accountant in het verweerschrift voor de Accountantskamer onjuistheden heeft genoteerd, is niet te herleiden tot de oorspronkelijke klacht en wordt buiten beschouwing gelaten.
Of de stellingen die de directeur grootaandeelhouder in zijn klaagschrift noemt nu wel of niet onjuist zijn, een accountant mag in een zakelijk conflict in beginsel een verdedigbaar civielrechtelijk standpunt aan zijn wederpartij kenbaar maken, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Deze maatstaf is ook van toepassing in een situatie als deze, waarbij het handelen van een accountant in een eerder tegen haar gevoerde tuchtrechtelijke procedure onderwerp is van een nieuwe klacht. Bijzondere omstandigheden doen zich onder meer voor als de accountant bewust een onjuist of misleidend standpunt inneemt of haar/hem in sterke mate kan worden verweten dat zij/hij een onjuist of misleidend standpunt betrekt. De Accountantskamer heeft terecht geoordeeld dat de directeur grootaandeelhouder ga niet aannemelijk heeft gemaakt dat de standpunten in het verweerschrift tegen de eerste klacht bewust onjuist of misleidend zijn. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat zij zich anders had moeten opstellen in die tuchtprocedure.
Beslissing van het College
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het hoger beroep ongegrond.
De gehele uitspraak van het CBb kunt u hier lezen.
Zorgplicht advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant