
Klacht van klager tegen een, inmiddels uit het ambt ontzette, oud-notaris over de handelswijze rondom de verbetering van een akte van levering en het uitblijven van herstel van eerder gemaakte fouten. Dit leidt tot een geldboete van € 100,- en een proceskostenveroordeling.
Het procesverloop
De oud-notaris heeft op 14 juni 2019 een akte gepasseerd tot levering van een registergoed dat onderdeel uitmaakte van de nalatenschappen van de ouders en de broer van de klager. De klacht gaat over de handelswijze van de oud-notaris rondom de akte van levering. Op 5 februari 2020 heeft de klager de eerste klacht ingediend tegen de oud-notaris. Klager is niet aanwezig geweest tijdens de totstandkoming en het passeren van de akte van levering.
De Kamer heeft de eerste klacht bij beslissing van 28 september 2022 gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de oud-notaris de tuchtmaatregelen van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee weken opgelegd. Klager heeft tegen die beslissing hoger beroep aangetekend bij het gerechtshof Amsterdam. Het gerechtshof heeft op 25 mei 2021 de beslissing van de kamer gedeeltelijk vernietigd en gedeeltelijk bevestigd. Het gerechtshof heeft aan de oud-notaris de tuchtmaatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt opgelegd voor de duur van twee maanden. De Kamer heeft de oud-notaris bij brief van 26 mei 2021 meegedeeld dat hij van 1 juli 2021 tot 1 september 2021 zou worden geschorst in de uitoefening van het ambt.
Daarna heeft de oud-notaris het faillissement aangevraagd van een notariskantoor waar hij enig aandeelhouder en bestuurder is. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft dit faillissement uitgesproken op 29 juni 2021. Bij beslissing van 29 juni 2021 heeft de voorzitter van de kamer, de oud-notaris als gevolg van het faillissement met ingang van die datum geschorst in de uitoefening van zijn ambt. De kamer heeft de beslissing van de voorzitter tot schorsing van de oud-notaris bekrachtigd. Eind 2021 heeft de oud-notaris een ontslagverzoek ingediend en bij Koninklijk Besluit van 28 januari 2022 is aan hem met ingang van 1 februari 2022 ontslag uit het ambt verleend.
Het kadaster
Nadat de oud-notaris op 14 juni 2019 de akte van levering had gepasseerd, heeft hij deze ter inschrijving aangeboden bij het kadaster. Vervolgens heeft het kadaster de oud-notaris bericht dat de akte was ingeschreven op 17 juni 2019, maar dat de bijwerking van de Basisregistratie kadaster niet kon worden voltooid omdat daarvoor inschrijving van een verbetering noodzakelijk was. Volgens het kadaster ontbraken in de akte van levering de adresgegevens en de burgerlijke staat van de comparanten. Het kadaster heeft de oud-notaris bij dit verzoek tot verbetering in de gelegenheid gesteld de gevraagde gegevens uiterlijk 27 juni 2019 in te schrijven. In januari 2020 is aan klager gebleken dat de boerderij bij het kadaster nog op naam van zijn moeder stond geregistreerd. De kopers van de boerderij hebben de oud-notaris vervolgens opdracht gegeven om (alsnog) zorg te dragen voor een juiste registratie daarvan in het kadaster. De oud-notaris heeft op 27 januari 2020 ambtshalve een proces-verbaal opgemaakt tot verbetering. Vervolgens heeft klager op 15 september 2021 een tweede klacht tegen de oud-notaris ingediend.
De klacht
De klager verwijt de oud-notaris dat hij ook na het passeren van levering op 14 juni 2019 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Allereerst omdat hij niet eerder dan 27 januari 2020 heeft gereageerd op het verzoek van het kadaster. Ten tweede omdat hij ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een proces-verbaal van verbetering en hij geen afschrift van het proces-verbaal aan klager heeft gestuurd. Ook heeft hij de aan de akte van levering gehechte bijlagen niet ter registratie bij het kadaster aangeboden en heeft hij niet gereageerd op herhaalde verzoeken van klager om toezending van een kopie van die bijlagen. Tot slot verwijt hij hem dat hij niets heeft ondernomen om de door hem gemaakte fouten te herstellen en/of de door zijn handelwijze te verwachten schade te voorkomen of te verminderen.
De beoordeling
Het eerste onderdeel, betreffende het tijdsverloop van de rectificatie, wordt ongegrond verklaard. De kamer gaat ervan uit dat de akte van levering niet eerder dan op 27 januari 2020 is verbeterd. De oud-notaris heeft toegegeven dat het inderdaad niet de schoonheidsprijs verdient dat de akte niet eerder is gerectificeerd. Nu echter niet is gesteld of gebleken dat het tijdsverloop voor klager nadelige gevolgen heeft gehad, acht de kamer dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht om de oud-notaris daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken.
Het tweede onderdeel, betreffende de wijze van verbetering, wordt ongegrond verklaard. Volgens klager heeft de oud-notaris ten onrechte gebruik gemaakt van een proces-verbaal van verbetering, omdat de akte van levering door de aanvulling van ontbrekende gegevens materieel een andere inhoud heeft gekregen. Door de akte van levering zo te verbeteren dat de hoedanigheid van beide comparanten alsnog onder de comparitie wordt vermeld, heeft de akte van levering naar het oordeel van de kamer materieel geen andere inhoud gekregen.
Het derde onderdeel, betreffende het afschrift van het proces-verbaal, wordt gegrond verklaard. Op grond van artikel 45 lid 2 Wna moet een notaris aan de partijen bij de akte een afschrift van het proces-verbaal van verbetering van die akte toesturen. Dit zodat zij op de hoogte zijn van de rectificatie en deze kunnen aanvechten indien zij van mening zijn dat geen sprake is van een kennelijke schrijffout of kennelijke misslag. Klager heeft onweersproken gesteld dat de oud-notaris aan hem destijds geen afschrift van het proces-verbaal van verbetering heeft toegestuurd.
Het vierde onderdeel, betreffende de bijlagen bij de akte, is gedeeltelijk niet-ontvankelijk en verder ongegrond. Voor zover klager de oud-notaris verwijt dat hij de aan de akte van levering gehechte bijlagen niet ter registratie bij het kadaster heeft aangeboden, overweegt de kamer dat dit verwijt mede onderdeel vormde van de eerste klacht die klager tegen de oud-notaris heeft ingediend. Volgens vaste rechtspraak van dat is het strafrechtelijke beginsel “ne bis in idem” – inhoudende dat niemand mag worden berecht of gestraft voor hetzelfde feit waarover reeds bij definitieve einduitspraak is beslist – ook van toepassing binnen het notariële tuchtrecht. Nu al bij definitieve einduitspraak is geoordeeld over het niet registreren in het kadaster van de bijlagen bij de akte, is de kamer van oordeel dat dit klachtonderdeel in zoverre niet-ontvankelijk is. Daarnaast verwijt klager de oud-notaris dat er niet is gereageerd op zijn herhaalde verzoeken om afgifte van een kopie van de bijlagen bij de akte van levering. Klager heeft echter niet gesteld en onderbouwd wanneer hij deze verzoeken aan de oud-notaris heeft gedaan, waarbij wordt opgemerkt dat het de oud-notaris als gevolg van zijn schorsing vanaf 29 juni 2021 niet meer was toegestaan om op zulke verzoeken te reageren.
Het laatste onderdeel, betreffende het herstel van de fouten, is ongegrond verklaard. Hoewel inderdaad van een behoorlijk handelend notaris mag worden verwacht dat hij alles in het werk stelt om door hem gemaakte fouten te herstellen of, indien herstel niet mogelijk blijkt, te zorgen voor een passende vergoeding van de door deze fouten veroorzaakte schade, acht de kamer het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de oud-notaris in de korte periode tussen de beslissing van het gerechtshof van 25 mei 2021 en de aangekondigde ingangsdatum van zijn schorsing voor twee maanden per 1 juli 2021 en het uiteindelijke faillissement op 29 juni 2021 geen contact heeft opgenomen met klager.
De beslissing
Als een klachtonderdeel gegrond wordt verklaard, wordt in beginsel een tuchtmaatregel opgelegd. In verband met de gegrondverklaring van klachtonderdeel 3, acht de kamer het passend en geboden om aan de oud-notaris, de maatregel van een geldboete van € 100,- op te leggen. De oud-notaris moet de geldboete betalen als deze beslissing onherroepelijk is geworden. Ook wordt de oud-notaris veroordeelt tot betaling van de proceskosten aan de kamer. Dit is een bedrag van € 2.000,- in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak.
Hier kunt u de gehele uitspraak van de Kamer voor het notariaat lezen.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant