Een gerechtsdeurwaarder heeft op 6 november 2013 ten laste van meneer K beslag gelegd onder de uitkeringsinstantie. De eerste beslagleggende gerechtsdeurwaarder (hierna: “gerechtsdeurwaarder X”) heeft aan de gerechtsdeurwaarder onder andere medegedeeld dat op verzoek van meneer K zijn beslagvrije voet is herzien. Dit houdt in dat met terugwerkende kracht het beslag alsnog zal moeten worden opgeheven en dat meneer K alle inhoudingen die gerechtsdeurwaarder X heeft ontvangen vanaf juni 2012 terugkrijgt. In maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw een poging gedaan tot het leggen van beslag op roerende zaken. Deze roerende zaken bleken echter van derden te zijn waardoor de gerechtsdeurwaarder het traject niet heeft doorgezet.
Schuldenaar stelt dat hij geen enkele aflossingscapaciteit heeft naast het beslag
De gerechtsdeurwaarder heeft meneer K in maart 2015 vervolgens een brief gestuurd. Daarin stelt de gerechtsdeurwaarder dat zij geen gelden ontvangen uit het beslag. De gerechtsdeurwaarder verzoekt meneer K daarom om naast het beslag een bedrag ad € 25,- per maand te voldoen. Meneer K stelt dat hij door deze betaling onder de wettelijke beslagvrije voet komt te zitten en wilt daarom de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders uitspraak laten doen over deze zaak en de zorgplicht van de gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder laat meneer K vervolgens per e-mail weten dat het feit dat meneer K een uitkering ontvangt die lager is dan de beslagvrije voet niets afdoet aan de verplichting om de vordering te voldoen. De gerechtsdeurwaarder biedt meneer K daarom de mogelijkheid om vrijwillig betalingen te verrichten om zo geen extra kosten te maken. Indien meneer K niet betaald zal de gerechtsdeurwaarder de executieprocedure voortzetten.
De gerechtsdeurwaarder stelt in zijn mails dat het inkomen te laag is voor beslag. Dit is onjuist volgens meneer K. Er gaat maandelijks een bedrag naar de hoofdbeslaglegger, gerechtsdeurwaarder X, die het vervolgens verder verdeelt. Meneer K stelt dat er naast het beslag geen enkele aflossingscapaciteit is en adviseert de gerechtsdeurwaarder contact op te nemen met de hoofdbeslaglegger. De gerechtsdeurwaarder blijft echter bij zijn standpunt dat meneer K de vordering moet aflossen, ondanks het beslag. Dit doet meneer K echter niet. In maart 2016 legt de gerechtsdeurwaarder daarom derdenbeslag onder de bank. Dit beslag treft doel voor € 142,65.
Gerechtsdeurwaarder handhaaft bankbeslag zonder toepassing van een beslagvrije voet
Meneer K stuurt de volgende dag een e-mail aan de gerechtsdeurwaarder waarin hij verzoekt het beslag voor dinsdag 29 maart 2016 op te heffen. De gerechtsdeurwaarder heeft het bankbeslag gehandhaafd zonder toepassing van een beslagvrije voet waarnaar meneer K op 29 maart 2016 een klacht heeft ingediend bij de Notaris- en Gerechtsdeurwaarderskamer. Meneer K stelt dat de gerechtsdeurwaarder zijn zorgplicht heeft geschonden doordat hij bankbeslag heeft gelegd terwijl hij bekend was met de slechte financiële situatie van meneer K. Meneer K was voor zijn levensonderhoud geheel afhankelijk van het bedrag dat onder het bankbeslag viel. Meneer K wil dat het bankbeslag wordt opgeheven, de gelden worden teruggestort en dat eventuele bankkosten worden vergoed. De Kamer verklaart de klacht gegrond en legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
De gerechtsdeurwaarder gaat in hoger beroep. Het hof begint haar beoordeling met de overweging dat een schuldenaar met zijn hele vermogen instaat voor de voldoening van zijn schulden. Het staat een schuldeiser daarbij in beginsel vrij om beslag te leggen op alle vermogensbestanddelen van een schuldenaar. Er kunnen echter omstandigheden zijn waardoor het niet is toegestaan om beslag te leggen of een bestaand beslag te handhaven. In deze zaak dient beoordeeld te worden of de gerechtsdeurwaarder bankbeslag heeft mogen leggen ten laste van meneer K.
Gerechtsdeurwaarder had kunnen weten dat er geen ruimte was voor maandelijkse betaling door schuldenaar
Uit de correspondentie tussen meneer K en de gerechtsdeurwaarder blijkt dat meneer K in januari 2016 een uitkeringsspecificatie van zijn bijstandsuitkering van december 2015 aan de gerechtsdeurwaarder heeft verstuurd. De gerechtsdeurwaarder had kunnen weten dat het inkomen van meneer K bestond uit de beslagvrije voet en dat er bij meneer K geen ruimte was voor een maandelijkse betaling. Indien de financiële gegevens die meneer K aan de gerechtsdeurwaarder had verstrekt onvoldoende waren had de gerechtsdeurwaarder nadere stukken op moeten vragen. Dit had hij dan ook vóór de beslaglegging moeten doen. Dit is echter niet gebeurt. Het hof is daarom, net bals de Kamer, van oordeel dat de klacht van meneer K gegrond is. Het hof oordeelt dat de ernst van de verwijten de maatregel van berisping rechtvaardigt.
Klik hier voor de volledige uitspraak van het gerechtshof Amsterdam.
Zorgplicht advocaten
Heeft u ook een geschil met een gerechtsdeurwaarder? Neem dan hier vrijblijvend contact met ons op. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben ruime ervaring met het procederen tegen banken, verzekeraars en vermogensbeheerders alsmede tussenpersonen en/of overige dienstverleners.
Zie ook vergelijkbare uitspraken:
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant