Uitspraak: Handelswijze van notaris bij afgifte legaat leidt tot tuchtmaatregel

De notaris heeft het legaat pas bijna een jaar na het overlijden van erflaatster uitgekeerd, terwijl bepaald was dat dit binnen zes maanden moest gebeuren. Het vertrouwen van klager in het notariaat is door de notaris geschonden.

Het procesverloop

In april 2021 is erflaatster overleden. Zij had bij testament over haar nalatenschap beschikt en daarbij onder meer ten gunste van zes familieleden (onder wie klager), samen en voor gelijke delen bepaald dat binnen zes maanden na haar overlijden, met bijberekening van rente, het saldo van alle ten tijde van haar overlijden op haar naam gestelde beleggingsrekeningen bij de bank aan hen af te geven. De notaris is op 25 mei 2021 op de hoogte gesteld van het overlijden van erflaatster en zij is in haar hoedanigheid van executeur betrokken bij de afwikkeling van deze nalatenschap.

Klager heeft op 28 september 2021 telefonisch contact opgenomen met het notariskantoor, waarbij hij een medewerkster heeft gevraagd om afgifte van een uittreksel uit het testament van erflaatster met betrekking tot het legaat. Nadat klager de medewerkster bij e-mail van 30 september 2021 aan dit verzoek had herinnerd, heeft zij het gevraagde uittreksel diezelfde dag per e-mail aan klager gestuurd. Bij e-mail van 1 november 2021 heeft klager de medewerkster bericht dat de termijn voor uitkering van het legaat inmiddels was verstreken met het verzoek het aan hem toekomende bedrag over te schrijven naar zijn rekeningnummer.

Klager heeft op 4 november 2021 contact opgenomen met de in het testament vermelde vestiging van de bank en meegedeeld dat erflaatster was overleden. Hij heeft bij de bank schriftelijk aangifte gedaan van dit overlijden. Klager heeft zijn deel van het legaat eind april 2022 ontvangen.

De klacht

De klacht gaat over de handelwijze van de notaris bij de afgifte van een legaat. Samengevat verwijt klager de notaris dat zij als executeur van deze nalatenschap tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld omdat zij:

1. het legaat niet binnen de in het testament bepaalde termijn van zes maanden heeft uitbetaald;

2. heeft verzuimd bij de bank aangifte te doen van het overlijden van erflaatster;

3. ondanks (herhaalde) verzoeken van de bank niet alle gevraagde gegevens aan de bank heeft verstrekt;

4. niet (tijdig) heeft gereageerd op e-mailberichten van de bank en van klager.

De beoordeling van de Kamer

Klachtonderdeel 1, 3 en 4

Bij de beoordeling van deze klachtonderdelen is in essentie de vraag aan de orde of de notaris als executeur van deze nalatenschap voldoende zorgvuldig en voortvarend heeft gehandeld bij de afgifte van het legaat en of zij in dat kader naar behoren heeft gecommuniceerd met de bank en met klager. De notaris stelt dat zij het bepaalde bij artikel 4:125 lid 1 Burgerlijk Wetboek (“een legaat van een geldsom wordt zes maanden na het overlijden van de erflater opeisbaar, tenzij hij anders heeft beschikt”) voor ogen heeft gehad. Om deze reden overweegt de kamer dat die bepaling er niet toe leidt dat klager het legaat pas na zes maanden mocht opeisen: erflaatster had immers anders in haar testament beschikt. De kamer er hierna van uit dat het de bedoeling van erflaatster was dat het legaat binnen zes maanden na haar overlijden zou worden afgegeven.

De kamer is van oordeel dat de notaris bij de afgifte van het legaat onvoldoende zorgvuldig en onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en gecommuniceerd. De kamer acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar en zal de klachtonderdelen 1, 3 en 4 daarom gegrond verklaren.

Deze klachtonderdelen worden gegrond verklaard.

Klachtonderdeel 2

Voor zover klager de notaris verwijt dat zij heeft verzuimd om bij de bank aangifte te doen van het overlijden van erflaatster, overweegt de kamer dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de notaris bij de bank wel schriftelijk melding heeft gemaakt van het overlijden van erflaatster. Nu niet is gesteld of gebleken dat de bank de notaris vervolgens heeft gevraagd om bij haar ook “aangifte” te doen van dat overlijden acht de kamer het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat zij dit niet heeft gedaan.

Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

De beslissing van de Kamer

De Kamer verklaart klachtonderdeel 1, 3 en 4 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond. De Kamer legt aan de notaris de tuchtmaatregel van een waarschuwing op en besluit tot openbaarheid van de opgelegde maatregel.

Hier kunt u de gehele uitspraak van de Kamer voor het Notariaat lezen.

Zorgplicht advocaten

Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Joost Papeveld

Wij staan voor u klaar

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op Laat ons u bellen
Joost Papeveld

Wij helpen u graag

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant