Het geschil speelde tussen Lowland Binnenvaart B.V. (hierna: “Lowland”) en J&J Nautjical Projects B.V. (hierna: “J&J”). Lowland houdt zich bezig met project- en crewmanagement voor de maritieme sector en de binnenvaart en J&J houdt zich bezig met onder andere het exploiteren van schepen. Op basis van een managementovereenkomst verzorgde J&J voor de eigenaar van het schip genaamd MPS Princess de exploitatie van dit schip. Meneer B was kapitein op dit schip. Voor de verloning zou er een aparte personeels-BV opgericht worden. Tot die tijd heeft Lowland op verzoek van J&J vanaf 1 maart 2011 de verloning van meneer B uitgevoerd. Deze BV is uiteindelijk in oktober 2011 opgericht. Meneer B heeft een arbeidsovereenkomst ontvangen als kapitein met een nettosalaris van €2.900 per maand. Lowland moest dit bruteren en dit kwam neer op €4.295 bruto per maand. Lowland bracht aan J&J 150% van het bruto loon in rekening te vermeerderen met 19% btw. Dit kwam neer op €7.666,58 per maand gedurende maart tot en met september 2011. Dit is ook door J&J voldaan. Vanaf 1 november zou de MPS Princess terug in de thuishaven zijn en zou J&J geen werkzaamheden meer hebben voor Meneer B. Dit heeft J&J in september/oktober 2011 aan Lowland laten weten. Op 8 november 2011 heeft Lowland een factuur gestuurd aan J&J voor de maand oktober 2011. Deze is niet betaald door J&J.
Arbeidsovereenkomst meermaals stilzwijgend verlengd
De arbeidsovereenkomst tussen Lowland en meneer B was een overeenkomst voor bepaalde tijd, te weten vanaf 1 maart 2011 tot 1 april 2011. In overleg zou dit langer of korter kunnen worden en de reis werd geacht beëindigd te zijn op het moment dat het schip terug was in de thuishaven. Dit was opgenomen in artikel 2 van de arbeidsovereenkomst. Deze was dus meermalen, meer dan drie keer, stilzwijgend verlengd. In januari 2012 heeft meneer B gesteld dat de arbeidsovereenkomst door het veelvuldig stilzwijgend verlengen van rechtswege is omgezet in een overeenkomst voor onbepaalde tijd en dat hij dus aanspraak zou kunnen maken op doorbetaling van zijn loon vanaf 1 november 2011. Uiteindelijk heeft Lowland het loon van meneer B doorbetaald vanaf 1 november 2011 tot 16 maart 2012. In deze periode heeft meneer B 18 dagen aan boord van de MPS Princess doorgebracht. Lowland heeft J&J verschillende facturen gestuurd voor de periode tussen 1 november 2011 en 16 maart 2012 met een totaalbedrag van €34.499,61. Deze zijn door J&J niet betaald waarop Lowland een verzoek heeft gedaan bij de rechtbank om J&J te veroordelen tot betaling van €42.029,53 vermeerderd met de wettelijke handelsrente.
Gerechtshof: Lowland is toerekenbaar tekort geschoten in haar zorgplicht
De rechtbank veroordeelde J&J om aan Lowland €7.527,58 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. De overige €34.499,61 kwam voor rekening van Lowland. Lowland is hiertegen in beroep gegaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof stelt dat de overeenkomst tussen Lowland en meneer B een overeenkomst van opdracht betreft en dat Lowland bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer tegenover de opdrachtgever, J&J, in acht moet nemen. Het te hanteren criterium door het hof is of Lowland heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Er was sprake van een payrollconstructie en het ging volgens het hof niet alleen om een zuiver administratieve taak. Lowland heeft zelf tegenover J&J de juridische verantwoordelijkheid voor de verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst op zich genomen, doordat aan J&J een fee werd doorberekend voor de door haar verleende diensten. Lowland had J&J moeten waarschuwen dat een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na driemaal stilzwijgende verlenging van rechtswege omgezet zou worden in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. J&J kon dan maatregelen nemen, bijvoorbeeld een andere kapitein in dienst nemen. Lowland heeft dit nagelaten en is daarom toerekenbaar tekort geschoten in haar zorgplicht tegenover J&J en heeft dus zelf bijgedragen aan het ontstaan van de gevorderde schade. Maar volgens het hof heeft J&J ook bijgedragen aan het ontstaan van de schade. J&J heeft blind vertrouwd op de arbeidsovereenkomst van Lowland.
Het hof heeft daarom geoordeeld dat beide partijen, ieder voor 50%, bij moeten dragen aan de schade geleden door Lowland. Dit komt neer op een bedrag van € 17.249,81.
Bekijk hier de uitspraak van de rechtbank en hier de uitspraak van het gerechtshof.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u ook een geschil met uw werkgever of payroll-organisatie? Neem hier vrijblijvend contact met ons op. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben ruime ervaring met het procederen tegen banken, verzekeraars en vermogensbeheerders alsmede tussenpersonen en/of financieel adviseurs.
Zie ook vergelijkbare uitspraken:
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant