Meneer X is ingeschreven in het accountant-register en werkzaam als accountant. In zijn vrije tijd is hij al vrijwilliger actief bij stichting A. Voor stichting A vervult hij tussen 11 mei 2016 en 25 april 2017 de taak van penningmeester. In dat verband is meneer X bevoegd om betalingen voor stichting A te verrichten. In de periode dat X penningmeester is vervult meneer Y de taak van voorzitter van stichting A. Op 12 april 2017 krijgt meneer X twee e-mails met daarin een betaalverzoek en bankgegevens. De mails lijken van meneer Y afkomstig te zijn en bevatten het verzoek om €9.500 over te maken naar een bankrekening in Italië. Meneer X gaat in op het verzoek en maakt het bedrag over van de bankrekening van stichting A. Toch twijfelt meneer X aan het verzoek. De stichting maakt immers nooit geld over naar het buitenland en het bedrag is veel hoger dan de gebruikelijke transactiegrote van een paar honderd euro. Nadat meneer X nogmaals het e-mailadres controleert ziet hij dat het niet gaat om het gebruikelijke e-mailadres van meneer Y. Direct daarna neemt hij telefonisch contact op met meneer Y. Die laat weten helemaal geen e-mails te hebben verstuurd. Op 18 april 2017 doet meneer X aangifte bij de politie van oplichting. In de aangifte verklaard meneer X dat hij is ingegaan op het betaalverzoek omdat meneer Y op dat moment op vakantie was in Frankrijk. X verklaard verder dat hij vermoedde dat meneer Y het geld voor privéredenen nodig had en dit later zou terug storten.
Stichting houdt penningmeester verantwoordelijk voor foutieve overboeking
Op 25 april 2017 laat het bestuur van stichting A weten dat zij meneer X verantwoordelijk houden voor het overboeken van €9.500. Meneer X probeert tevergeefs het bestuur te overtuigen dat het niet zijn fout was. Op 10 juli 2017 laat het bestuur weten bij haar standpunt te blijven en dat het bestuur een tuchtklacht zal indienen tenzij meneer X meewerkt aan een minnelijke regeling. Twee dagen later laat meneer X weten dat hij stichting A aansprakelijk zal stellen voor de eventuele schade die hij door een tuchtklacht zal lijden.
Accountantskamer verklaart klacht stichting deels gegrond
Ondanks het dreigement van meneer X dient het bestuur van stichting A een tuchtklacht in bij de Accountantskamer. In de klacht stelt het bestuur van stichting A dat meneer X het bedrag te lichtvaardig heeft overgemaakt. De gebruikelijke gang van zaken is dat aan een betaling een bestuursbesluit of geaccordeerde factuur ten grondslag ligt. Daar was in dit geval geen sprake van. Tevens was het bedrag in dit geval veel hoger dan de gebruikelijke betalingen van stichting A. Het bestuur stelt dat alle alarmbellen van meneer X af hadden moeten gaan. Het was bij uitstek de rol van de penningmeester om daar op te letten. Daarnaast was meneer X niet ondeskundig vanwege zijn beroep als accountant. De Accountantskamer verklaart de klacht van het bestuur van stichting A deels gegrond. Dit levert meneer X een waarschuwing op. De Accountantskamer stelt dat meneer X op zijn minst vooraf telefonisch contact had moeten opnemen met meneer Y. Tot slot overweegt de Accountantskamer dat het dreigen met een claim als er een tuchtklacht wordt aangekondigd, indruist tegen het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.
Accountant gaat in hoger beroep
Meneer X is het niet eens met de gegrond verklaring van de klacht door de Accountantskamer. Hij gaat in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. In zijn hoger beroep stelt meneer X dat de Accountantskamer de klacht niet ontvankelijk had mogen verklaren. Het uitoefenen van werkzaamheden als penningmeester valt volgens X niet onder “ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep”. Daarnaast is meneer X van mening dat de Accountantskamer ten onrecht heeft gezegd dat hij laakbaar heeft gehandeld door de stichting te vragen om af te zien van het indienen van een tuchtklacht.
Sinds 2013 ruimere werkingssfeer van het tuchtrecht
In hoger beroep haalt meneer X een uitspraak van de Accountantskamer uit 2012 aan. In die uitspraak staat dat privé-handelingen van een accountant niet worden aangemerkt als professionele dienst. Die handelingen vallen daarom niet onder de werking van het tuchtrecht. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven gaat voorbij aan de stelling van meneer X. Sinds 1 januari 2013 is de werkingssfeer van het tuchtrecht verruimd. Naast de beroepsmatige gedragingen vallen ook andere gedragingen onder het tuchtrecht. Het moet dan wel gaan om gedragingen die te allen tijde van invloed zijn op de uitoefening van het accountantsberoep. Het College sluit zich daarmee aan bij het oordeel van de Accountantskamer. Het College voegt hieraan toe dat stichting A meneer X juist vanwege zijn bijzondere competenties als accountant heeft aangesteld als penningmeester. Meneer X handelde dus niet als een willekeurig persoon.
Accountant moet zich toetsbaar opstellen
Het College is van oordeel dat de Accountantskamer ook ten aanzien van het dreigement van meneer X tot een juiste conclusie is gekomen. Het College overweegt dat een accountant zich in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep toetsbaar moet opstellen. Door te dreigen met een claim indien stichting A een tuchtklacht tegen hem zou indienen heeft meneer X zich niet toetsbaar opgesteld. Ook bij de behandeling van het hoger beroep blijft meneer X bij zijn eerdere uitlating. Het College is van oordeel dat het niet toetsbaar opstellen is aan te merken als een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Daarmee heeft meneer X gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit.
Hoger beroep is ongegrond
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven komt tot het oordeel dat beide grieven van meneer X falen. Het hoger beroep wordt daarmee ongegrond verklaard. Dit betekend dat de door de Accountantskamer opgelegde waarschuwing van kracht blijft.
Lees hier de volledige uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant