Betrokkene is eigenaar van en werkzaam voor accountantskantoor A. Eén van zijn medewerkers, B heeft administratiekantoor C opgericht. Dit administratiekantoor huurt kantoorruimte in hetzelfde pand als waar A kantoor houdt. Aan de oprichting van C heeft betrokkene aan de wieg gestaan. C en A zijn twee gescheiden ondernemingen. B verricht de werkzaamheden voor C voor het grootste deel in zijn eigen tijd. Tijdens het verrichten van werkzaamheden voor A is hij ook beschikbaar voor klanten van C.
Klagers wilden in 2015 in samenspraak met overname/bedrijfsadviseur D in 2015 een groothandel in LED verlichting onder de naam E opzetten. Betrokkene is door D in dat kader uitgenodigd voor een bespreking. Betrokkene heeft in dit gesprek C aangewezen, omdat hij zelf om financiële redenen niet mee wilde/kon doen. Dit heeft geleid tot een opdrachtverlening door klagers aan C.
Op 25 mei 2015 is E Investment B.V. opgericht. C werd daarvan enig aandeelhouder/bestuurder. Per 16 december 2015 zijn alle aandelen overgedragen aan X2 en sindsdien is hij de directeur.
Betrokkene heeft B geadviseerd over diens rol bij de oprichting van E Investments B.V, bij de uitvoering van door klagers gevraagde betalingen en over een fiscale kwestie. Toen klagers en B hun samenwerking wensten te beëindigen heeft betrokkene B geholpen met de afwikkeling van de samenwerking die onder meer bestond uit een overdracht van de aandelen in E Investment B.V. door C aan X2 en vervanging van B als haar bestuurder.
De klacht
Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Ten grondslag aan deze klacht liggen de verwijten dat betrokkene:
- de wet omzeilt;
- eigen personeel inzet als zetbaas in een besloten vennootschap met als doel winstbejag en macht;
- niet betrouwbaar is omdat hij beloftes niet nakomt;
- opdracht heeft gegeven om een proces van aandelenoverdracht te vertragen en frustreren;
- foutieve aangiften BTW heeft ingediend.
De beoordeling
Ten aanzien van de eerste twee klachtonderdelen heeft betrokkene betoogd dat klagers op geen enkele wijze inzichtelijk hebben gemaakt waaruit zijn dubieuze handelen bestaat ook dat hebben zij niet inzichtelijk gemaakt waaruit zou moeten blijken dat hij winstbejag of macht voor ogen heeft gehad. De Accountantskamer gaat hierin mee. Klagers hebben geen toelichting gegeven bij de overlegde stukken. Gelet hierop hebben klagers hun klachten niet aannemelijk gemaakt volgens de Accountantskamer en zijn de klachtonderdelen dus ongegrond.
Wat betreft het derde en vierde klachtonderdeel oordeelt de Accountantskamer hetzelfde. Deze verwijten zijn met een enkele verwijzing naar het klaagschrift niet voldoende onderbouwd om onbetrouwbaarheid of het niet nakomen van beloftes door betrokkene aannemelijk te maken. Ook deze klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.
Het vijfde klachtonderdeel wordt wel gegrond verklaard. Volgens de Accountantskamer blijkt uit het klaagschrift dat betrokken heeft geadviseerd een bewust te lage aangifte omzetbelasting te doen en deze pas op ene later moment af te dragen. Hierdoor heeft betrokkene volgens de Accountantskamer in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van integriteit en vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Omdat het laatste klachtonderdeel gegrond wordt verklaard kan de Accountantskamer een maatregel opleggen. De Accountantskamer acht de maatregel van berisping op zijn plaats.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant