Bedrijf X is een landbouwbedrijf dat nertsen, varkens en rundvee houdt. Het bedrijf is opgericht door meneer A en mevrouw B. Wanneer mevrouw B in 2007 overlijdt trekt meneer A zich terug uit het bedrijf. De kinderen van A en B nemen het bedrijf over. Meneer C gaat de varkens en rundvee activiteiten uitvoeren. Mevrouw D en meneer E gaan zich bezighouden met de nertsen.
Formeel is het bedrijf in 2007 niet overgedragen aan de kinderen. In 2012 wordt besloten het bedrijf te herstructureren. Na deze herstructurering moeten alle drie de kinderen 1/3e van het bedrijf bezitten. De herstructurering wordt uitgesteld omdat de relatie tussen enerzijds meneer C en anderzijds mevrouw D en meneer E steeds stroever verloopt.
In 2015 wordt adviseur Y benaderd om te adviseren over de herstructurering. Adviseur Y heeft een lijst gemaakt met de verschillende stappen die nodig zijn om de gewenste structuur te bereiken.
In mei 2015 raakt accountant F betrokken bij de zaak wanneer hem gevraagd wordt om de mogelijkheden voor een juridische fusie tussen verschillende BV’s van bedrijf X te onderzoeken. De opdrachtbevestiging van deze opdracht wordt enkel door mevrouw D en meneer E getekend. Vanwege nieuwe verschillen van mening wordt de opdracht niet uitgevoerd. Later krijgt accountant F opnieuw een juridische fusie te onderzoeken. Deze opdrachtbevestiging is enkel ondertekend door accountant F.
Enige tijd later wordt de herstructurering doorgevoerd en wordt een nieuwe BV opgericht. In de akte van oprichting is onder meer bepaald dat alle kinderen hun aandeel geruisloos inbrengen.
Klacht over handelwijze accountant
Meneer C is het niet eens met de handelwijze van accountant F. Hij dient een klacht in bij de Accountantskamer. C is van mening dat F in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Aan deze klacht legt C verschillende verwijten ten grondslag.
In de eerste plaats heeft accountant F het fundamentele beginsel van objectiviteit geschonden. F heeft de opdracht van adviseur Y aanvaard zonder dat daaraan een volmacht of opdracht van C ten grondslag lag. Daarnaast was F op de hoogte van de problemen die C met D en E had.
Voorts heeft F het fundamentele beginsel van integriteit geschonden. De accountant is bij zijn werkzaamheden uitgegaan van informatie waar hij zelf geen toegang toe had. Tevens stond die informatie niet vast en was er discussie over. De accountant heeft zich ook teveel laten sturen door adviseur Y, waardoor hij niet onafhankelijk was.
Meneer C verwijt accountant F ook dat hij heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. F heeft geen accountantsverslag opgesteld terwijl dat wel had gemoeten. Daarnaast is door F een verklaring afgegeven over een situatie die afwijkt van het fusievoorstel.
Accountant is zich onvoldoende bewust van dreigingen
Ten aanzien van het verwijt over de opdrachtbevestiging heeft accountant F verklaard dat hij in de veronderstelling was dat adviseur Y de opdrachtgever was. Zowel voor als tijdens de opdracht heeft hij nooit met C, D of E gesproken. Hij verklaard dan ook dat hij niet op de hoogte was van de problemen die tussen hen speelden. Tegenover de Accountantskamer erkend F dat hij de noodzakelijke formaliteiten te weinig in acht heeft genomen.
De Accountantskamer overweegt dat accountant F zelf met de opdrachtgevers had moeten spreken alvorens hij de opdracht aannam. Door dit niet te doen heeft F niet kunnen beoordelen of hij zich hield aan de fundamentele beginselen. Een accountant is verplicht omstandigheden die een bedreiging kunnen zijn voor het zich houden aan de fundamentele beginselen te identificeren. Zo nodig moet een accountant maatregelen nemen om eventuele bedreigingen weg te nemen. Nu accountant F de opdrachtgevers niet heeft gesproken, heeft hij niet kunnen beoordelen of er bedreigen waren waardoor hij in strijd met fundamentele beginselen zou handelen.
Daarnaast is accountant F naar het oordeel van de Accountantskamer uitgegaan van informatie die hij ontving van adviseur Y en de ingeschakelde notaris. Door deze informatie niet zelf te controleren kon F niet beoordelen of hij in strijd met de fundamentele beginselen handelde.
De Accountantskamer komt tot de conclusie dat accountant F zich onvoldoende bewust was van mogelijke dreigingen voor de naleving van een of meer fundamentele beginselen. Hiermee heeft hij in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels gehandeld.
Schending fundamenteel beginsel bij beoordeling ruilverhouding van aandelen
Onderdeel van de opdracht van accountant F was het beoordelen van de redelijkheid van de ruilverhouding van aandelen. De accountant heeft zich bij de beoordeling op verschillende financiële gegevens waarover hij beschikte gebaseerd. In zijn verklaring heeft F opgenomen dat de ruilverhouding naar zijn oordeel redelijk is. Echter, uit de overlegde stukken blijkt niet hoe F tot deze conclusie is gekomen. In de eerste plaats ontbreekt de toelichting op het voorstel van fusie. Daardoor ontbreken ook de overwegingen van de besturen van de betrokken vennootschappen. Evenmin blijkt hoe F de gehanteerde uitgangspunten en prognoses die hem zijn overhandigd beoordeelt. Dit vormt een bedreiging voor de objectiviteit. Het kan niet worden uitgesloten dat partijen belang hebben bij het presenteren van cijfers die in hun voordeel uitvallen.
Meneer C stelt dat tijdens het fusietraject verschillende onregelmatigheden zijn opgetreden. Door deze onregelmatigheden is hij benadeeld. Ter illustratie noemt meneer C dat hij net als D en E een privé vordering had op een van de vennootschappen. Door de fusie is zijn vordering omgezet in een agio en aandelenkapitaal. Hierdoor is meneer C van mening dat hij benadeeld is ten opzicht van D en E. Accountant F heeft volgens C dan ook ten onrechte een onjuiste controleverklaring afgegeven.
Accountant F verweert zich en stelt dat C niet benadeeld is door de fusie. De Accountantskamer is van oordeel dat dit een onjuiste stelling is en gaat voorbij aan het verweer. Doordat het verweer van F faalt moet geconcludeerd worden dat de accountant ten onrechte een onjuiste controleverklaring heeft afgegeven.
Tijdelijke doorhaling van één maand
De Accountantskamer komt tot de conclusie dat de klacht van meneer C gegrond is. Accountant F was zich onvoldoende bewust van mogelijke dreigingen voor de naleving van de fundamentele beginselen. Daardoor heeft hij in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels gehandeld. Daarnaast heeft accountant F een onjuiste controleverklaring afgegeven. Dit levert naar het oordeel van de Accountantskamer een schending op van het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Nu de klacht gegrond is verklaard kan de Accountantskamer een maatregel opleggen. Voor de handelwijze van de accountant acht de Accountantskamer een tijdelijke doorhaling van één maand een passende maatregel.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de Accountantskamer
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan hier contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.
Zie ook vergelijkbare uitspraken:
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant