Het Hof verklaart anders dan de Raad gegrond dat er onvoldoende communicatie is geweest tussen verweerder en klager over de mogelijkheid en kans van slagen van hoger beroep. De overige onderdelen in hoger beroep falen bij gebrek aan feitelijke onderbouwing van klagers stellingen.
Het procesverloop
Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Bij beschikking van 28 februari 2017 is door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De rechtbank heeft de behandeling van de (zelfstandige) nevenverzoeken van partijen, die verband houden met het toepasselijke huwelijksvermogensregime, aangehouden. De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft in de beschikking van 12 juni 2017 een beslissing genomen op de nevenverzoeken van klager en zijn ex-echtgenote.
Klager was in de maanden juli, augustus en september 2017 op familiebezoek in Marokko. Er heeft in die periode telefonisch contact plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Na terugkeer uit Marokko heeft klager van een brief van 11 juli 2017 van verweerder kennis genomen. In de brief staat onder andere het volgende: “Ik adviseer u om in deze zaak beroep aan te tekenen tegen deze beslissing, omdat de rechtbank uitgegaan is van verkeerde feiten en omstandigheden.” Tegen de beschikking van 12 juni 2017 heeft verweerder geen hoger beroep namens klager ingesteld.
De klacht
De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door:
A) geen hoger beroep in te stellen.
Toelichting op de klacht: Verweerder heeft klager ten onrechte niet laten weten dat hoger beroep kon worden ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2017. Pas in 2019 heeft klager van een andere advocaat vernomen dat hoger beroep mogelijk was geweest. Vervolgens heeft klager verweerder gevraagd waarom dat niet was gebeurd, waarop verweerder heeft geantwoord dat hij dit was vergeten.
B) klager aan het lijntje te houden.
Toelichting op de klacht: In de klachtomschrijving in de dekenbrief is vermeld dat verweerder klager aan het lijntje heeft gehouden door telkens te zeggen dat klager moest wachten op een uitspraak in hoger beroep, terwijl achteraf bleek dat geen hoger beroep was ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht bij de raad heeft klager echter verklaard dat hij met dit klachtonderdeel heeft bedoeld dat verweerder hem aan het lijntje heeft gehouden door telkens te zeggen dat opnieuw een procedure moest worden gestart, terwijl hoger beroep kon worden ingesteld in de toen lopende procedure.
C) slecht bereikbaar te zijn.
Toelichting op de klacht: Verweerder nam de telefoon niet op als klager hem probeerde te bereiken. Op de door zijn assistente doorgegeven boodschappen heeft verweerder niet gereageerd. Verweerder heeft evenmin gereageerd op per voicemail door klager ingesproken berichten. Verweerder beschikte over een postadres, emailadres en het door klager via Whatsapp doorgegeven nieuwe telefoonnummer van klager. Klager was dan ook voor verweerder goed bereikbaar.
De beoordeling van de Raad van Discipline
Klachtonderdeel A is ongegrond verklaard. Verweerder heeft klager per brief van 11 juli 2017 geïnformeerd over de beschikking en geadviseerd om hoger beroep in te stellen. Verder heeft tussen hen telefonisch contact plaatsgevonden in de periode dat hoger beroep kon worden ingesteld en klager in Marokko verbleef. De raad overweegt dat tegen die achtergrond niet vastgesteld kan worden dat verweerder heeft nagelaten om klager tijdig te wijzen op de mogelijkheid van hoger beroep en verweerder geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat klager in die periode in het buitenland verbleef en daardoor geen kennis kon nemen van naar zijn huisadres gezonden brieven.
Klachtonderdeel B is ongegrond verklaard bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing.
Klachtonderdeel C is ongegrond verklaard, nu dit verwijt uitdrukkelijk en gemotiveerd is betwist door verweerder en klager zijn klacht niet nader heeft onderbouwd.
De beoordeling van het Hof van Discipline
Klachtonderdeel A
Zowel uit vaste jurisprudentie van het hof als uit Regel 16 van de Gedragsregels volgt dat het tot de taak van de advocaat behoort om belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. In deze zaak betekent dit dat van verweerder verwacht mocht worden dat hij schriftelijk bevestigde dat hij – zoals verweerder stelt – de mogelijkheid van hoger beroep en de kans van slagen van dat beroep heeft besproken met klager. Gezien het feit dat de communicatie tussen klager en verweerder steeds in het Arabisch plaatsvond, volstond een brief in het Nederlands daartoe niet. Daarbij geldt dat verweerder bekend was met het feit dat klager tijdens de lopende beroepstermijn niet per post in Nederland bereikbaar zou zijn. Ook feitelijk zou die brief dus niet (tijdig) bij klager arriveren. Die brief is daarom onvoldoende ter onderbouwing van de stelling dat klager voldoende is geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep, nog daargelaten dat in die brief niet is aangegeven wat de kans van slagen van het beroep en de termijn voor het instellen van hoger beroep was.
Het is verder vaste jurisprudentie van het hof dat Regel 16 meebrengt dat de eventuele ontstane onduidelijkheid voor risico van verweerder is. Het dossier in deze zaak bevat geen WhatsAppberichten of andere bewijsstukken waaruit volgt dat verweerder aan zijn informatieplicht jegens klager heeft voldaan. Nu verweerder stelt dat hij klager voldoende heeft geïnformeerd en geadviseerd over de mogelijkheid van hoger beroep, lag het bij de betwisting daarvan door klager op verweerders weg de onderbouwing van die stelling aan te leveren. Het hof concludeert bij gebrek daaraan dat verweerder klager onvoldoende heeft geïnformeerd en geadviseerd over de mogelijkheden van het instellen van hoger beroep en binnen welke termijn dat diende te gebeuren.
In diezelfde lijn geldt dat verweerder tegen het einde van de beroepstermijn bij klager had moeten navragen of zijn aanname – dat klager geen beroep wilde instellen – juist was. Ook dat nalaten rekent het hof verweerder aan.
Klachtonderdelen B en C
In hoger beroep heeft klager deze klachtonderdelen niet nader onderbouwd. Het hof zal ten aanzien van deze klachtonderdelen de beslissing van de raad bekrachtigen.
De beslissing
Het Hof van Discipline vernietigt de beslissing van 30 augustus 2021 van de Raad van Discipline, voor zover daarin klachtonderdeel A ongegrond is verklaard, verklaart klachtonderdeel A gegrond, bekrachtigt de beslissing van 30 augustus 2021 van de Raad van Discipline voor het overige en legt aan verweerder de maatregel van berisping op.
Hier kunt u de gehele uitspraak van het Hof van Discipline lezen.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant