Twee Registeraccountants (RA’s) kregen in 2019 een doorhaling van vijf en tien jaar opgelegd, wegens het vervalsen van documenten om een lening van 3,1 miljoen euro te verkrijgen bij de Rabobank. De RA tekende hoger beroep aan, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelde dat er onvoldoende bewijs werd geleverd om het bewezenverklaarde te ontkrachten. Het CBb behoudt dezelfde strafmaat die door de Accountantskamer is opgelegd.
Aanleiding
De twee registeraccountants hadden destijds met de Rabobank een overeenstemming bereikt dat de bank 3,1 miljoen euro zou verstrekken. De RA’s zouden zelf 4,9 miljoen euro als eigen investering inbrengen in de deal.
Achteraf bleek dat de RA’s niet beschikten over dit bedrag. Met behulp van valse documenten kregen ze het voor elkaar om de Rabobank om de tuin te leiden voor de financiering van een mega restaurant in Duiven. Twee jaar na de vaststelling van de financiering ging het restaurant failliet. Het Openbaar Ministerie spande daarop een tuchtzaak aan, nadat eerst de FIOD al onderzoek deed naar de kwestie.
Hoger beroep
De RA stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de klacht niet-ontvankelijk is wegens het overschrijden van het driejaarstermijn. Het College stelt vast dat de FIOD de aangifte op 16 februari 2017 heeft ontvangen van de Rabobank.
In deze zaak is er sprake van een nauwe samenwerking tussen het OM en de Belastingdienst/FIOD. Het College heeft gelet op de behandeling van een zaak van 14 december 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:479). Hierin staat dat het driejaarstermijn voor het OM pas begint op het moment dat de belastingdienst/FIOD zodanige feiten heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat daarop redelijkerwijs een vermoeden kan worden gebaseerd van (mogelijk) tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
Dit betekent dat het termijn van drie jaar waarbinnen op grond van artikel 22 Wtra (oud) door het OM kon worden geklaagd, is begonnen op 16 februari 2017. De klacht is op 25 september 2018 – dus binnen deze termijn – ingediend en daarmee door de Accountantskamer terecht ontvankelijk geacht.
Het verweer van de RA dat het OM/FIOD voor 16 februari 2017 al op de hoogte zou zijn van de gedragingen in het kader van de verkrijging van de financiering voor het restaurant, is op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Ook het argument dat de RA zou beschikken over een getuigenverklaring van een oud-bestuurder van de Rabobank, die zou erkennen dat er al eerder contact was, werd op geen enkele wijze onderbouwd.
Geen professionele dienst
De RA betoogde in zijn hoger beroepschrift ook dat zijn werkzaamheden voor de financieringsaanvraag bij de Rabobank ten behoeve van het restaurant niet kunnen worden beschouwd als een professionele dienst. Hij voert aan geen gebruik te hebben gemaakt van zijn vakbekwaamheid als accountant.
Het College gebruikt bij de beoordeling van dit betoog eerder overwogen uitspraken (ECLI:NL:CBB:2021:430 en ECLI:NL:CBB:2022:128). Hieruit volgt dat het begrip ‘professionele dienst’ ruim moet worden uitgelegd. Bij een professionele dienst gaat het om van werkzaamheden (in het kader van zakelijk handelen of privé-handelen) waarvoor de vakbekwaamheid als accountant wordt of kan worden aangewend.
Uit artikel 3, eerste lid, van de VGBA volgt dat, indien geen sprake is van een professionele dienst, een accountant zich bij zijn handelen of nalaten moet houden aan het fundamentele beginsel van professionaliteit. Dit houdt in dat er accountant elke keer bij het verlenen van een professionele dienst, wordt geacht zijn beroep uit te oefenen en zich heeft te houden aan de fundamentele beginselen.
Bevindingen CBb
Het College is van oordeel dat uit het dossier duidelijk blijkt dat de RA voor de werkzaamheden rondom de financieringsaanvraag bij de Rabobank zijn vakbekwaamheid als accountant heeft aangewend. Zo is gebleken dat het ondernemingsplan voor het restaurant in Duiven door de RA onder zijn naam en met gebruikmaking van zijn RA-titel is opgesteld. Ook heeft de RA in zijn communicatie richting de Rabobank zijn achtergrond als registeraccountant benadrukt.
Het handelen waarop de klacht betrekking heeft ziet daarom op een professionele dienst van de RA. Dit brengt met zich dat dit handelen van de RA getoetst kan worden aan alle fundamentele beginselen die zijn opgenomen in de VGBA. Het hoger beroep slaagt niet.
Oordeel CBb
Het College oordeelt dat de opgelegde maatregel van doorhaling voor de RA passend en geboden is. Het termijn van tien jaar blijft staan waarbinnen hij niet opnieuw kan worden ingeschreven in de registers. Het College gaat mee in de overweging van de Accountantskamer dat de RA door juiste documentatie onterecht een financiering is aangegaan.
Daardoor heeft hij in ernstige mate gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit en van integriteit. Hij heeft daarmee het vertrouwen in het accountantsberoep op zeer ernstige wijze geschaad. Daarbij heeft de Accountantskamer terecht meegewogen dat aan de RA eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant