
Appellant is accountant. In het najaar van 2013 heeft hij accountantswerkzaamheden verricht voor de eenmanszaak. De eenmanszaak stond op de rand van de afgrond, de werkzaamheden van appellant waren gericht op het behoud dan wel een mogelijke doorstart van de onderneming.
In februari 2014 is de verstandhouding tussen X en appellant ernstig verslechterd. Dit heeft geleid tot beëindiging van de werkzaamheden van appellant voor X.
X heeft in maart 2014 een klacht ingediend tegen appellant. Deze klacht is vervolgens geheel ongegrond verklaard.
Op 13 november 2014 is namens appellant executoriaal derdenbeslag gelegd onder het ABP op een periodieke pensioenuitkering van X. Dit derdenbeslag is tot het faillissement van X in december 2017, gehandhaafd. Op 14 december 2014 is executoriaal beslag gelegd op diverse schilderijen van X. Deze schilderijen zijn nadien verkocht. X is bij vonnis van 20 december 2017 failliet verklaard door de rechtbank Noord-Nederland.
Uitspraak van de Accountantskamer
Appellant heeft volgens X gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels.
Voor het hoger beroep is alleen nog klachtonderdeel f van belang:
- appellant heeft ten onrechte beslag laten leggen op een pensioenuitkering aan X, waardoor in de periode van december 2014 tot 20 december 2017 maandelijks ten onrechte een bedrag van € 1.000,– is ingehouden op deze uitkering.
Bij de bestreden uitspraak heeft de accountantskamer klachtonderdeel f gegrond verklaard. Aan appellant is de maatregel van waarschuwing opgelegd.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De belangrijkste grief van appellant is gericht tegen het oordeel van de Accountantskamer dat klachtonderdeel f ontvankelijk is. Appellant voert aan dat op 13 november 2014 beslag is gelegd op een periodieke pensioenuitkering van X en dat X vanaf dat moment ook bekend was met het beslag, zodat de klachttermijn van drie jaar op dat moment is gaan lopen. Ten tijde van het indienen van de klacht was de verjaringstermijn van drie jaar verstreken, volgens appellant.
Appellant heeft op 13 november 2014 beslag gelegd op de pensioenuitkering van X en X was ook bekend met dit beslag, zodat de driejaarstermijn met ingang van die datum is gaan lopen. X heeft op 21 november 2018 een klaagschrift ingediend bij de accountantskamer. Dit betekent dat de klacht niet binnen de driejaarstermijn is ingediend. Naar het oordeel van de het College is klachtonderdeel f is daarom niet-ontvankelijk.
De beslissing
Het College verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en verklaart klachtonderdeel f niet-ontvankelijk.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant