Vader is in 2008 overleden en liet zijn echtgenote (moeder) en zijn 6 kinderen achter. Een van zijn kinderen is klager. Er is een testament opgesteld. Vader had een groot vermogen, onder andere een aanzienlijke vastgoedportefeuille.
In het testament heeft vader een van de kinderen onterfd. Verder was in het testament bepaald dat moeder het vruchtgebruik van de nalatenschap van vader kreeg en de overige vijf kinderen kregen een rentedragende vordering op moeder, die pas na overlijden opeisbaar zou worden. Het onterfde kind had een beroep gedaan op haar legitieme portie. Zij verkreeg daardoor een renteloze en eveneens bij overlijden van moeder opeisbare vordering op moeder.
Moeder komt op 1 maart 2014 te overlijden. Ook in het testament van moeder is hetzelfde kind onterfd. De overige 5 kinderen (inclusief klager) zijn door moeder tot erfgenamen benoemd. De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn gezamenlijk vereffenaar geworden.
Er heeft een overleg plaatsgevonden op het kantoor van de notaris over de afwikkeling van de nalatenschap op 13 mei 2015. Ook kwam hier het geschil met het onterfde kind aan bod. Alle vijf de erfgenamen waren bij het gesprek aanwezig.
Na die bespreking heeft er een intern overleg plaatsgevonden tussen de vijf erfgenamen waarbij de notaris niet aanwezig was. Naar aanleiding van die bespreking hebben de erfgenamen ervoor gekozen dertien panden vanuit de portefeuille van vader te verkopen aan het onterfde kind en henzelf in privé. Op verzoek van de erfgenamen heeft de notaris een conceptleveringsakte en een concept van de regeling mede-eigendom opgesteld.
De rechtbank bleek niet op de hoogte te zijn van de activa en passiva van de nalatenschap van moeder. Volgens de rechtbank was sprake van een lichte vereffening.
Op 16 augustus 2015 is de volmacht door klager ondertekend. Een dag later is de akte van levering gepasseerd. De zes kinderen hebben in september 2017 overeenstemming bereikt met een koper die de dertien panden wil kopen. Eind 2017 is aan de notaris gevraagd de akte op te stellen en te passeren. Klager heeft op 1 juli 2018 aan de notaris een e-mail gestuurd. Hij vroeg waarom het onterfde kind volledig meedeelde in de verkoopopbrengst, nu zij onterfd was. Op 12 juli is de akte van levering gepasseerd.
De advocaat van klager heeft in september 2018 de notaris verzocht om stukken toe te zenden. Op 17 oktober heeft een bespreking plaatsgevonden bij de notaris. In juli 2019 hebben de erfgenamen met de belastingdienst een vaststellingsovereenkomst getekend teneinde het geschil over de vereffening van de nalatenschap van moeder te beslechten.
Klager heeft de notaris aansprakelijk gesteld voor de schade die hij stelt te hebben geleden door het onterfde kind mee te laten delen in de waardestijging van de panden. De notaris heeft de belangen van klager onvoldoende voor ogen gehouden.
Artikel 99 lid 21 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) bepaalt dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht door gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. De kamer oordeelt dat geen ruimte is voor toepassing van de uitzonderingsgrond van artikel 99 lid 21 Wna. De klacht is te laat ingediend en wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een vraag over de rol van uw of een andere notaris, neem dan vrijblijvend contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant