Klager is enig aandeelhouder en bestuurder van BV1. Deze vennootschap is enig aandeelhouder van werkmaatschappij BV2. Klager is indirect bestuurder van BV2. BV2 was vennoot in de VOF. De VOF is een makelaardij die zich richt op (ver)koop en (ver)huur van winkelpanden.
In de periode van 2017-2019 was klager met A betrokken in een mediationtraject om hun echtscheiding af te wikkelen. In dat traject werd klager bijgestaan door een advocaat en een financieel adviseur. A werd bijgestaan door een advocaat en betrokkene als financieel adviseur. Betrokkene werd in gedurende het traject bijgestaan door een collega.
Tijdens de tweede mediationbijeenkomst op 23 januari 2018 is tussen partijen discussie ontstaan over de input die daarvoor door betrokkene was verstrekt. Eind mei 2018 is vervolgens een nieuwe mediator benoemd.
Betrokkene heeft vervolgens een waarde-analyse gemaakt van de aandelen BV1.
Op 11 december 2018, 4 maart 2019 en 2 mei 2019 hebben mediationgesprekken plaatsgevonden. De advocaat van klager heeft op 15 mei 2019 een laatste voorstel gedaan. In tegenstelling tot de visie van A was er volgens hem geen sprake van goodwill bij de aandelen van BV1. Klager heeft vervolgens de klacht ingediend.
De klacht
Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkene het volgende:
- betrokkene heeft de waarde van de 50% deelneming van BV1 in BV2 vastgesteld op 4.495.000 euro, maar die waardering is niet gebaseerd op eigen onderzoek en onterecht is aan goodwill geen waarde toegekend;
- betrokkene heeft de waarde van de deelneming BV2 vastgesteld maar heeft ondanks daarover herhaaldelijk gestelde vragen, geen rekenkundige onderbouwing van deze waardering verstrekt;
- betrokkene heeft onvoldoende oog gehad voor de belangen van klager.
De beoordeling
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel constateert de Accountantskamer dat de professionele dienst van betrokkene tot doel had een onderhandelingsbod uit te brengen. Dit heeft betrokkene ook gedaan. Van een rapport waarin conclusies over de waarde van de aandelen zijn getrokken of dat was gericht op waarheidsvinding was geen sprake. Bovendien heeft betrokkene in de opstelling toegelicht op welke wijze de waardering tot stand is gekomen en was voor hem duidelijk dat het bod bestemd was voor gesprekspartners die werden bijgestaan door deskundigen. Hierom hoefde volgens de Accountantskamer niet van betrokkene verwacht te worden dat hij eigen onderzoek verrichtte. Hij heeft dan ook niet gehandeld in strijd met een fundamenteel beginsel. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.
Ook het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Naar het oordeel van de Accountantskamer is een partijadviseur niet zonder meer gehouden om vragen, gesteld door een ander dan zijn werkgever, te beantwoorden.
Ten slotte is ook het derde klachtonderdeel ongegrond. Klager heeft volgens de Accountantskamer de feiten en omstandigheden die erop zouden wijzen dat betrokkene niet objectief heeft gehandeld niet nader toegelicht.
Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken. De klacht wordt in alle onderdelen ongegrond verklaard.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant