
Meneer C had van 1 maart 1993 tot 1 maart 2013 een tijdelijke overlijdensrisicoverzekering Bij Nationale Nederlanden. Bij overlijden van meneer C vóór de einddatum zou Nationale Nederlanden € 99.831,65 uitkeren. Naast deze verzekering liep er nog een verzekering bij Nationale Nederlanden van 15 december 1992 tot 15 december 2012. Bij overlijden vóór de einddatum zou Nationale Nederlanden op basis van deze verzekering € 136.134,06 uitkeren.
Op 8 maart 2011 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Rabobank en meneer C over de zakelijke verzekeringen van meneer C. Rabobank diende overvoerverzoeken te regelen voor beide levenspolissen van meneer C bij Nationale Nederlanden. Zodra dit geregeld was zou Rabobank contact opnemen met meneer C. Op 13 april 2011 heeft meneer C nog een gesprek gehad met Rabobank.
Wordt oogmelanoom ontdekt bij consument voor het afsluiten van de levensverzekering
Omdat meneer C een zonnebril wilde aanschaffen heeft hij op 5 mei 2011 een opticien bezocht. De opticien gaf hem vervolgens het advies een oogarts te bezoeken, maar gaf daarvoor geen reden. Op 15 juni 2011 heeft meneer C de oogarts bezocht waarnaar op 20 juni 2011 nader onderzoek is verricht. Er was sprake van een oogmelanoom.
Meneer C heeft vervolgens in juni 2011 een aanmaningsverzoek ontvangen voor de premiebetaling van één van de overlijdensrisicoverzekeringen. Deze heeft meneer C doorgestuurd aan Rabobank met daarbij de vraag hoe het met de andere zaken staat. Als reactie hierop heeft Rabobank meneer C een aanvraagformulier toegezonden voor een levensverzekering. De ingangsdatum betrof 29 juli 2011 en de einddatum was 31 juli 2021. Het verzekerde bedrag betrof € 185.000,-. Voordat de verzekering ingaat wilde Rabobank een gezondheidsverklaring van meneer C. Uiteindelijk heeft meneer C op 14 juli 2011 het aanvraagformulier ondertekend. Het is Rabobank echter niet gelukt de verzekeringsdekking voor meneer C rond te krijgen.
Consument dient klacht in tegen Rabobank wegens zorgplichtschending en vordert € 185.000 schadevergoeding
Meneer C heeft per brief van 7 januari 2013 zijn ongenoegen geuit bij Rabobank. Rabobank heeft 3 maanden gedaan over het uitbrengen van een offerte. Indien de offerte meteen na het eerste gesprek was aangevraagd zou meneer C wel verzekerd zijn. Meneer C heeft uiteindelijk op 18 april 2016 een klacht ingediend bij Rabobank, het is echter niet gelukt om er samen uit te komen. Meneer C heeft daarom een klacht ingediend bij het Klachtinstituut Financiële Dienstverlening. Volgens meneer C is Rabobank in de uitoefening van haar werkzaamheden tekortgeschoten door niet voortvarend genoeg te werk te gaan ten behoeve van meneer C bij de aanvraag voor een nieuwe overlijdensrisicoverzekering. Volgens meneer C is een termijn van 14 dagen voor het opmaken van een offerte redelijk. Meneer C vordert dat Rabobank bij overlijden van meneer C vóór 1 augustus 2021 gehouden is € 185.000,- te betalen aan de echtgenote van meneer C of aan overige erfgenamen.
De Commissie dient te beoordelen of Rabobank heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen. Op Rabobank rust een zorgplicht, deze volgt uit artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek. Deze zorgplicht is verder uitgewerkt in de rechtspraak en houdt in dat een assurantietussenpersoon tegenover haar opdrachtgever de zorg moet betrachten die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon mag worden verwacht. Er mag dus worden verwacht dat zij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat zij de financiële belangen van haar cliënten naar beste weten en kunnen behartigt en dat zij zorgvuldigheid betracht bij de advisering van haar opdrachtgevers.
In dit geschil gaat het om de vraag of Rabobank meneer C tijdig een offerte voor een levensverzekering heeft toegestuurd. Meneer C heeft op 13 april 2011 aan Rabobank verzocht om een offerte toe te zenden voor een levensverzekering. De adviseur van Rabobank heeft tijdens of na dit gesprek niet aan meneer C gevraagd per wanneer deze verzekering in diende te gaan. In plaats daarvan heeft de adviseur aangenomen dat er geen haast bij het aanvragen van de offerte zou zijn omdat de bestaande levensverzekeringen op dat moment nog liepen. De Commissie oordeelt dat Rabobank daarmee niet heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht.
Commissie: 14 dagen is redelijke termijn voor toesturen offerte levensverzekering aan consument
De adviseur diende zo snel mogelijk na het verzoek van meneer C op 13 april 2011 een offerte voor de levensverzekering aan meneer C toe te sturen. De Commissie neemt als uitgangspunt dat Rabobank de offerte binnen 14 dagen na 13 april 2011 aan meneer C had moeten toesturen. Rabobank heeft dit echter pas 12 weken later, op 6 juni 2011, gedaan. Rabobank heeft tegenover meneer C niet de zorg betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mag worden verwacht en Rabobank is dan ook tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
Om de schade te kunnen vaststellen dient de Commissie een vergelijking te maken tussen de positie waarin meneer C zich nu bevindt en de hypothetische positie waarin hij zich zou hebben bevonden indien Rabobank haar zorgplicht niet had geschonden. Het gaat dan met name over de vraag hoe groot de kans is dat de levensverzekering afgesloten zou worden voor 15 juni 2011, de dag dat het oogmelanoom ontdekt werd. De Commissie schat deze kans op 70%. Dit houdt in dat Rabobank 70% van de door meneer C geleden schade dient te vergoeden. Rabobank dient bij het overlijden van meneer C voor 1 augustus 2021 70% van € 185.000,- uit te keren.
Klik hier voor de volledige uitspraak van het Kifid.
Zorgplicht advocaten
Heeft uw financieel adviseur ook onzorgvuldig gehandeld en leidt u als gevolg hiervan schade of dreigt u schade te gaan leiden, neem dan vrijblijvend contact met ons op. Klik hier voor contact.
Zie ook vergelijkbare uitspraken:

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant