Op 18 augustus 2013 heeft de heer B (echtgenoot van appellante) als bestuurder van zijn vennootschap Werner Beheer B.V een financieringsvoorstel getekend van (de rechtsvoorganger van) Rabobank. Het bedrag van 175.000 euro is gebruikt om aandelen te komen van BeTo. Als voorwaarde werd gesteld dat B persoonlijke zekerheid diende te verstrekken. Daarom is op 18 augustus 2013 een akte van borgtocht getekend door B. Als zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen uit de borgtocht diende op grond van het financieringsvoorstel ook zakelijke zekerheid te worden gevestigd in de vorm van een tweede hypotheek op de echtelijke woning van B en appellante, die op naam van appellante staat.
Op 14 oktober 2014 is BeTo failliet verklaard. Op 30 december 2014 is Werner Beheer failliet verklaard. Appellante heeft Rabobank medegedeeld dat de door B verleende borgtocht werd vernietigd. Desondanks heeft de Rabobank de hypotheek uitgewonnen en na verkoop en levering van de woning uit de verkoopopbrengst een bedrag van 175.000 euro verhaald.
Appellante stelt zich op het standpunt dat zij nooit toestemming aan haar echtgenoot heeft gegeven om een borgtocht met de bank aan te gaan. Ook zou Rabobank de zorgplicht hebben geschonden nu zij niet heeft gewaarschuwd voor risico’s die een borgtocht in combinatie met een derdenhypotheek konden meebrengen.
De bank bestrijdt het verwijt dat appellante maakt. De bank geeft aan dat appellante wel gaar toestemming heeft gegeven. Daarbij was het niet de plicht van de bank om te waarschuwen. Ook zou eventueel geen toestemming van appellante nodig zijn nu het gaat om een rechtshandeling die in de normale uitoefening van het bedrijf is verricht en hiervoor geen toestemming is vereist volgens de wet.
In artikel 1:88 BW staan een aantal rechtshandelingen waarvoor toestemming van de andere echtgenoot is vereist. In beginsel kan de toestemming vormloos worden verleend en uit de feiten worden afgeleid. In lid 5 is een uitzondering gemaakt voor gevallen waarin de echtgenoot bestuurder en enig aandeelhouder is van de vennootschap en hij voor schulden van deze vennootschap persoonlijke of zakelijke zekerheid stelt, mits dit geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf. Als die situatie zich voordoet is geen toestemming van de echtgenoot vereist voor het aangaan van een overeenkomst van borgtocht. In het onderhavige geval past de geldlening aan Werner Beheer ten behoeve van het aanschaffen van een dochter binnen haar statutaire doelomschrijving en was deze noodzakelijk om de bedrijfsuitoefening mogelijk te maken.
Indien toestemming op grond van omstandigheden wel nodig was, zou dit niet tot een ander oordeel leiden nu appellante wel degelijk toestemming heeft verleend. Het betoog van appellante dat zij de akte en het financieringsvoorstel niet heeft gelezen doet daar niet aan af. Er zijn voldoende concrete aanwijzingen dat zij toestemming verleende. De stelling dat appellante de hypotheekakte heeft ondertekend met een onjuiste voorstelling van zaken is onvoldoende onderbouwd.
De hypotheekgever en de schuldenaar van de geldvordering behoeven niet dezelfde persoon te zijn (3:231 lid 1 BW). Het betoog dat de hypotheekverstrekking niet rechtsgeldig zou zijn vanwege het ontbreken van een titel faalt. Daarnaast is niet gesteld en ook niet gebleken dat de vordering niet voldoende bepaalbaar zou zijn (lid 2).
Het hof is van mening dat in onderhavig geval geen sprake is van een schending van de (bijzondere) zorgplicht. De inhoud en reikwijdte van de verplichting hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij speelt de aard van de betrokken rechtsverhouding, het bijzondere risico van het product of de dienst, de eventuele deskundigheid en relevante ervaring van de particuliere cliënt, en diens inkomens- en vermogenspositie een rol.
Het hof heeft geoordeeld dat Rabobank als professional een zekere verplichting had om inlichtingen te verschaffen waardoor inzicht kon worden verkregen in de wezenlijke kenmerken van derdenhypotheek. Zo had Rabobank moeten informeren over het feit dat het hypotheekrecht betrekking had op alle geldvorderingen door de borgstelling.
Rabobank had appellante moeten informeren en waarschuwen dat de kans aanwezig was dat het huis zou worden verkocht. Daarnaast is de bank niet zelf in contact getreden met appellante over de inhoud en de werking. Bij de vestiging van het recht was de notaris aanwezig. De notaris had gezien zijn functie moeten waarborgen dat geen misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overgewicht. Blijkens de hypotheekakte heeft de notaris aan appellante uitleg gegeven over de inhoud en strekking van de hypotheek.
Het hof kijkt naar alle omstandigheden in dit geval en komt tot het oordeel dat niet gesproken van worden van een schending van de zorgplicht door de Rabobank.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Zorgplicht advocaten
Heeft u schade geleden als gevolg van het schending van de (doorlopende) zorgplicht van uw financieel adviseur of tussenpersoon, neem dan vrijblijvend contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant