X is een maatschap. Zij verricht administratieve en andere fiscale werkzaamheden voor het midden- en kleinbedrijf. Over de periode van 2008 tot en met 2013 heeft X bijstand verleend aan Y, een meubelbedrijf. Zij heeft tevens de financiële administratie van dit bedrijf verwerkt. Om deze werkzaamheden te verrichten is de medewerker van X eenmaal in de twee weken aanwezig op de vestiging van Y. Hier heeft X mede de jaarrekeningen, loonadministratie en fiscale aangiften verzorgd ten behoeve van Y.
Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT) heeft onderzoek verricht omtrent de naleving van verplichten op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (hierna: Wwft). BFT heeft gesprekken gevoerd met medewerkers.
Uit onderzoek blijkt dat Y is ingedeeld in een normaal risicoprofiel. BFT heeft vastgesteld dat in de periode 2008 tot en met 2013 diverse contanten zijn ontvangen. Het gaat hier om 15.000 euro per klant: soms zelfs meer. Deze betalingen vielen onder de meldplicht van de Wwft. X was op de hoogte dat het grootste deel van de omzet van Y in contanten werd ontvangen en dit bij de bank werd afgestort. Eind 2008 zou X aan Y hebben laten weten dat Y zelf een meldplicht heeft bij transacties van 15.000 euro of meer.
Op 7 oktober 2013 worden twee persberichten geplaatst omtrent witwassen door Y. Hierop besluit X nogmaals de administratie te bekijken. X heeft te weinig gedaan aan zijn verplichting om cliëntonderzoek te verrichten (artikel 3 Wwft). Zij had moeten vaststellen of Y nog voldeed aan het risicoprofiel dat bij aanvang van de cliëntrelatie was vastgesteld. Maar ook had zij moeten melden dat Y bewust onder de meldgrens bleef (Smurfgedrag: bewust grote hoeveelheden kleine transacties verspreiden, die één klant betreffen).
Op 30 mei 2016 heeft BFT een bestuurlijke boete opgelegd aan Y, van in totaal 42.000 euro. Dit wordt onderbouwd met de feiten dat in de periode van 2008 tot en met 2013 de Wwft is overtreden, in ieder geval zes keer verwijtbaar heeft nagelaten onderzoek te doen naar de omvang en herkomst van de contante betalingen. Tevens is ten onrechte geen melding gemaakt van negentien ongebruikelijke transacties.
Uitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van Y gegrond verklaard en de boete vastgesteld. BFT was niet verplicht cautie te verlenen, nu het voorafgaand gesprek niet zag op het opleggen van een bestuurlijke sanctie.
Er hebben geen controleactiviteiten plaatsgevonden op de ongebruikelijke transacties. Dit had in ieder geval bij het samenstellen van de jaarrekening gecontroleerd moeten worden. De rechtbank stelt dat Y niet op de hoogte was van de ongebruikelijke transacties. De BFT heeft tegenbewijs niet kunnen aantonen. Bij besluit van 31 januari 2017 heeft BFT het boetebedrag verlaagd tot 28.000 euro.
Beoordeling in Hoger beroep
Door smurfgedrag zijn ongebruikelijke transacties verborgen gehouden, waardoor geen verandering in het normale gedragspatroon kon worden geconstateerd. Niet kan worden verweten dat geen onderzoek naar de verkooptransacties van Y is gedaan. Voor wat betreft deze gegevens is artikel 3 Wwft niet overtreden.
BFT betoogd dat Y een cliënt met een hoog risico was door de vele contante betalingen. Zo was zij ermee bekend dat een klant in 2010 voor 92.991 euro meubels had gekocht en deze in een reeks van kleinere contante betalingen heeft verricht (smurfgedrag). Met deze wetenschap hadden de contante transacties gecontroleerd moeten worden en aandacht worden besteed aan de naleving van de meldingsplicht. Dit heeft Y niet gedaan, waardoor zij artikel 3 Wwft alsnog heeft overtreden.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (hierna: CBB) is van oordeel dat BFT gelijk heeft voor wat betreft overtreding van artikel 3 Wwft. Het oordeel van het college heeft gekeken naar alle omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang bezien. Er bestond aanleiding om stelselmatig navraag te doen naar de herkomst van de stortingen bij de bank en om betreffende facturen te verifiëren. Steeds moet worden nagegaan of de geconstateerde praktijk een aanscherping van het risicoprofiel moet ondergaan.
Artikel 16 Wwft verplicht instellingen om een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld te melden aan de Financiële inlichtingen eenheid. Indien BFT een boete wil opleggen, draagt zij de bewijslast om aan te tonen dat de overtreding daadwerkelijk is begaan. BFT is daar in deze zaak niet in geslaagd. Y heeft gemotiveerd betwist dat medewerkster de verkoopfacturen bewust achterhield. BFT heeft onvoldoende aangetoond dat medewerkster zicht had op de verkoopfacturen over de betreffende periode. Y had onderzoek moeten doen naar het smurfen, maar heeft dit niet gedaan.
Oplegging van de boete
Dat geen cautie is verleend, is geen geldig verweer. Het gesprek zag niet op het opleggen van een bestuurlijke boete. BFT mocht een boete opleggen voor overtreding van artikel 3 Wwft. De rechtbank heeft eerder de boete al verlaagd naar 28.000 euro nu geen sprake was van overtreding van artikel 16 Wwft. Verdere matiging van de boete is dan ook niet op zijn plaats. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de CBB.
Financieel recht advocaten
Heeft u als particulier een conflict met een financiële partij? Financieel Recht Advocaten adviseert en procedeert in zaken tegen financiële dienstverleners.
Heeft u als ondernemer een conflict met een financiële partij? Financieel Recht Advocaten adviseert over zekerheden, kredieten, renteswaps en dekkingsgeschillen en procedeert in zaken tegen banken en verzekeraars.
Klik hier om vrijblijvend contact op te nemen met een van onze advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant