Uitspraak: Vermogensbeheerder moet € 50.000 schadevergoeding betalen wegens onzorgvuldig beheer portefeuille

Meneer en mevrouw B zijn ondernemer geweest en hebben een deel van hun vermogen ondergebracht in een effectenportefeuille. Deze portefeuille werd beheerd door X. Omdat het beheer van de effectenportefeuille werd overgedragen hebben meneer en mevrouw B een intakeformulier van Vermogensbeheerder ingevuld in mei 2007. Hierin hebben zij vermeld dat het totaal beschikbare vermogen groter was dan € 1 miljoen. Er zou 10-25% van het vrij belegbaar vermogen worden belegd. Wat betreft de beleggingsdoelstelling hebben meneer en mevrouw B ‘algemene vermogensgroei’ aangegeven. Daarnaast hebben zij aangegeven veel kennis te hebben van aandelen, obligaties en opties en dat zij meer dan 5 jaar ervaring en een bovengemiddelde kennis van beleggen hebben. Als laatste hebben zij op het intakeformulier aangegeven dat ze zich bij een waardedaling van 5-10% per jaar ongerust zullen maken.

Consumenten sluiten beleggingsovereenkomst voor portefeuille ter waarde van ruim € 240.000,-

Uiteindelijk hebben meneer en mevrouw B op 28 mei 2007 een beleggingsovereenkomst ondertekend waardoor er een relatie van vermogensbeheer tot stand is gekomen tussen meneer en mevrouw B en de Vermogensbeheerder. Het beheer zou worden gevoerd op basis van een neutraal profiel. In juni 2007 heeft de Vermogensbeheerder het beheer van de effectenportefeuille van Belanghebbenden van X overgenomen. De effectenportefeuille bevatte ook opties en de waarde van de gehele portefeuille bedroeg bij aanvang € 240.860,-

In 2015 is er opnieuw een intakeformulier ingevuld door meneer en mevrouw B. Hierbij hebben zij aangegeven dat zij het risico willen nemen dat de portefeuille na een jaar een rendement heeft tussen de -10% en +25%. Op de einddatum van de portefeuille bedroeg de waarde € 181.252,-. Per brief hebben meneer en mevrouw B zich bij de Vermogensbeheerder beklaagd over het beleggingsresultaat. De Vermogensbeheerder heeft deze klacht afgewezen.

Meneer en mevrouw B hebben bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening geklaagd over het resultaat van het vermogensbeheer. Er zouden te risicovolle producten in de portefeuille zijn opgenomen die niet paste bij het neutrale risicoprofiel. De schade die meneer en mevrouw B hebben geleden hebben zij begroot op het verschil tussen het vermogen bij het einde van het beheer en het vermogen dat zij bij belegging in het fonds zouden hebben ontvangen. Dit verschil bedraagt € 160.120,62.

Geschillencommissie: schade dient voor 1/3e deel voor rekening van consumenten te blijven

De Geschillencommissie acht het aannemelijk dat meneer en mevrouw B bij een goed inzicht in de risico’s voor een andere vorm van vermogensbeheer zouden hebben gekozen of eerder maatregelen zouden hebben genomen om zo hun verlies te beperken. De Geschillencommissie houdt de Vermogensbeheerder daarvoor aansprakelijk. Op basis van de VBR-index van www.vermogensbeheer.nl heeft de Geschillencommissie het verlies begroot op € 145.000,-. De Geschillencommissie is echter van mening dat een derde van dit verlies voor rekening van meneer en mevrouw B dienen te blijven. Dit omdat meneer en mevrouw B welbewust hebben gekozen voor deze specifieke vorm van vermogensbeheer terwijl ze uit de documentatie van de Vermogensbeheerder hadden kunnen afleiden dat daaraan grotere risico’s waren verbonden. De Vermogensbeheerder dient € 96.666,- te vergoeden aan meneer en mevrouw B, aldus de Geschillencommissie.

De Vermogensbeheerder is tegen deze uitspraak in beroep gegaan bij de Commissie van Beroep. Volgens de Commissie gaat het om de vraag of meneer en mevrouw B reden hadden om aan te nemen dat de Vermogensbeheerder te kort schoot in de nakoming van zijn verplichtingen wat betreft het beheer van hun effectenportefeuille. Volgens de Commissie mag als uitgangspunt worden aangenomen dat de Vermogensbeheer moet worden gezien als de deskundige dienstverlener en dat meneer en mevrouw B deze professionaliteit en deskundigheid niet bezaten. Bij de beantwoording van de vraag of de beleggingen te risicovol waren dient gekeken te worden naar hetgeen partijen zijn overeengekomen. Volgens de Commissie is daarbij met name het neutrale risicoprofiel en de in de overeenkomst opgenomen omschrijving van de verschillende beleggingscategorieën van belang. Daarbij dient gekeken te worden naar de beleggingsdoelstelling, in deze zaak algemene vermogensgroei, de middellange beleggingshorizon en het nagestreefde rendement van 6-8% per jaar.

Wat betreft de vastrentende waarden hebben meneer en mevrouw B aangevoerd dat verschillende obligaties met een lage rating als vastrentende waarden zijn aangekocht. Volgens de Commissie is het enkele feit dat de obligaties van meneer en mevrouw B een mindere rating hadden ten opzichte van andere obligaties deze nog niet ongeschikt voor opname of behoud in de portefeuille van meneer en mevrouw B.

Vermogensbeheerder is aansprakelijk voor vergoeding van de volledige schade

Wat betreft de zakelijke waarden staan in dit geschil met name de opties ter discussie. Meneer en mevrouw B stellen dat er zonder noodzaak op grote schaal in opties is gehandeld om zo het rendement op de portefeuille te verhogen. Volgens de Commissie valt vooral het aantal transacties die de Vermogensbeheerder in deze zaak heeft verricht op. Het gaat om ongeveer 1.000 transacties in minder dan 10 jaar. De Vermogensbeheerder heeft geen verklaring waarom zoveel transacties zijn verricht en waarom de desbetreffende opties zijn gekozen. De Commissie oordeelt daarom dat het grote aantal transacties niet samengaat met een zorgvuldig beheer op basis van een neutraal risicoprofiel. Er is volgens de Commissie dus sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen op het punt van de belegging in opties.

Wat betreft de hoogte van de schadevergoeding is de Commissie van oordeel dat er in de eerste plaats gekeken dient te worden naar het verlies op de optietransacties en de met de transacties gemoeide kosten. Volgens de Vermogensbeheerder bedraagt deze schade € 46.310,-. Daarnaast bedraagt de schade het gederfde rendement over het vermogen dat in opties is belegd. Deze is niet nauwkeurig vast te stellen maar moet zo goed mogelijk worden geschat. De Commissie stelt het gederfde rendement vast op € 4.236,-. Als laatste oordeelt de Commissie dat er geen reden is om de schade die door de optietransacties zijn ontstaan voor rekening van meneer en mevrouw B te laten. De Vermogensbeheerder wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding ad € 50.546,-.

Klik hier voor de volledige uitspraak van het Kifid.

Zorgplicht Advocaten

Heeft u ook schade geleden op uw beleggingen en bent u van mening dat uw bank, adviseur of vermogensbeheerder een te risicovol beleggingsbeleid heeft gevoerd of in strijd heeft gehandeld met de gemaakte afspraken? Of heeft uw bank, vermogensbeheerder of adviseur op andere wijze haar zorgplicht tegenover u geschonden? Neem hier dan vrijblijvend contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben ruime ervaring met het procederen tegen banken en vermogensbeheerders.

Zie ook vergelijkbare uitspraken

Joost Papeveld

Wij staan voor u klaar

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op Laat ons u bellen
Jamiro van de Wiel

Wij helpen u graag

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant