Betrokkene (sinds 1999 ingeschreven als accountant) is bestuurder van de coöperatie. De coöperatie houdt zich onder andere bezig met het bemiddelen tussen kopers en verkopers van bloembollen.
De heer B (hierna: de directeur) was bestuurder van klager en van de dochtervennootschap BV1 (hierna: het bloembollenbedrijf). Het bloembollenbedrijf beschikte over de hoofdlicentie om de leliesoort Dalian te telen op het zuidelijk halfrond. Deze teelt werd uitbesteed aan een contractteler. Begin 2015 is bij de directeur een dodelijke ziekte geconstateerd. In verband met deze ziekte is het bloembollenbedrijf op zoek gegaan naar een samenwerkingspartner voor de teelt en exploitatie van Dalian lelies op het zuidelijk halfrond. De beoogde koper was de contractteler waarmee het bloembollenbedrijf al samenwerkte. Het bloembollenbedrijf heeft de coöperatie als bemiddelaar aangetrokken voor de verkoop van sub-licenties voor de teelt van Dalian lelies en een hoeveelheid bloembollen, aan de contractteler.
In de bollenhandel is het gebruikelijk dat een bemiddelaar een schriftelijke bevestiging maakt van een overeenkomst, het zogenoemde koopbriefje. Dit koopbriefje wordt (in concept) aan de partijen gestuurd, waarna partijen nog tien dagen de tijd hebben om eventuele onjuistheden of onduidelijkheden ten aanzien van de vastlegging kenbaar te maken. Als dat niet wordt gedaan, wordt ervan uitgegaan dat de afspraken juist zijn vastgelegd.
Nadat de contractteler een zakenpartner had gevonden, heeft een medewerker van de coöperatie het concept-koopbriefje opgesteld. Dit concept-koopbriefje is op 17 oktober 2016 aan het bloembollenbedrijf en de contractteler toegestuurd. Op dit briefje staat de contractteler als koper vermeld. Daarna is de directeur van het bloembollenbedrijf overleden. Op 27 oktober 2016 heeft de coöperatie het definitieve koopbriefje aan het bloembollenbedrijf en de contractteler gestuurd. Op dit briefje staat het gezamenlijke bedrijf van de contractteler en zijn zakenpartner (hierna: de leliebroeierij) als koper vermeld.
Per 25 november is de zwager van de directeur als bestuurder van klager en het bloembollenbedrijf aangesteld. Hij heeft bij de coöperatie zijn onvrede geuit over de verkoop van de sub-licenties aan de leliebroeierij. Volgens de zwager had de conceptovereenkomst nooit tot een definitieve overeenkomst mogen leiden, omdat geen enkel bevoegd persoon goedkeuring heeft gegeven aan de conceptovereenkomst.
Klager heeft aan betrokkene laten weten dat er met betrekking tot de transactie aanwijzingen bestaan voor onregelmatigheden en strafbare feiten en dat aan een onderzoeksbureau opdracht is gegeven om onderzoek te doen. Klager heeft betrokkene verzocht om mee te werken aan dit onderzoek. Betrokkene heeft laten weten hier niets voor te voelen. Op 26 september 2019 heeft het onderzoeksbureau, na toch een gesprek gevoerd te hebben met betrokkene, een definitief rapport uitgebracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de transactie niet rechtsgeldig en ook niet integer tot stand is gekomen en dat de coöperatie schadeplichtig is. Het onderzoeksbureau heeft de schade berekend op in totaal € 1.271.193.
De Raad van Commissarissen van de coöperatie, heeft daarop ook een onderzoek gestart. Zij heeft geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de transactie op onrechtmatige wijze tot stand is gekomen.
De klacht
Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkene dat hij de waarheidsvinding en de integriteit volledig heeft laten varen om een aansprakelijkheidsprocedure te voorkomen.
Betrokkene heeft volgens klager namelijk geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Daarnaast heeft betrokkene naar stelling van klager feiten verdraaid, onjuiste stellingen ingenomen en geprobeerd om het onderzoeksbureau te misleiden. Tot slot verwijt klager betrokkene dat hij, nadat het onderzoeksbureau het definitieve rapport had uitgebracht, geen minnelijke regeling met klager heeft willen treffen.
De beoordeling
Betrokkene heeft als bestuurder van de coöperatie het standpunt ingenomen dat geen sprake is geweest van onregelmatigheden en dat de transactie rechtsgeldig tot stand is gekomen. Daardoor heeft betrokkene besloten geen medewerking te leveren aan het onderzoek en geen minnelijke regeling met klager te treffen. Volgens vaste jurisprudentie van de Accountantskamer is het een accountant toegestaan in een zakelijk conflict een verdedigbaar civielrechtelijk standpunt aan zijn wederpartij, en eveneens aan derden, kenbaar te maken, behoudens bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake. Betrokkene zou hiervoor bijvoorbeeld bewust een onjuist of misleidend standpunt ingenomen moeten hebben. Klager heeft dit niet aannemelijk gemaakt volgens de Accountantskamer.
Verder heeft klager ook niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene op een andere manier heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Het is namelijk niet aannemelijk geworden dat betrokkene feiten heeft verdraaid, onjuiste stellingen heeft ingenomen of heeft geprobeerd het onderzoek te misleiden. Dat betrokkene het niet eens is met klager en een andere lezing van de feiten heeft, is onvoldoende om aan te nemen dat hij bewust een onjuist of misleidend standpunt heeft ingenomen. De conclusie is dat het verwijt dat betrokkene niet integer is geweest en dat hij niet heeft meegewerkt aan waarheidsvinding, geen doel treft. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant