De zaak betreft een consument die klaagt over de handelwijze van haar financieel adviseur na het overlijden van haar echtgenoot, waarbij een complexe financiële situatie aan het licht kwam. De consument stelt dat de adviseur zijn zorgplicht heeft geschonden door niet adequaat te handelen bij het bespreken van de uitkering van een overlijdensrisicoverzekering met de geldverstrekker.
Achtergrond van de zaak
In juni 2017 sloot de consument samen met haar echtgenoot een hypothecaire lening af voor de financiering van hun woning, vergezeld van een overlijdensrisicoverzekering. Na het onverwachte overlijden van haar echtgenoot in 2021 kwamen er echter ernstige financiële complicaties aan het licht. De executeur van de nalatenschap ontdekte dat de overleden echtgenoot aanzienlijke zakelijke schulden had achtergelaten, waaronder onbetaalde facturen, huurachterstanden en schulden aan de Belastingdienst, die naar schatting €125.000,- bedroegen.
Na het overlijden nam de executeur samen met de consument contact op met de adviseur om de mogelijkheden te bespreken, met als voornaamste doel ervoor te zorgen dat de consument en haar drie kinderen in de woning konden blijven wonen en dat de consument werd bevrijd van de schuldenlast. De adviseur had telefonisch contact met de geldverstrekker om de situatie te bespreken, waarbij werd overeengekomen dat de uitkering van de overlijdensrisicoverzekering niet direct zou worden gebruikt om de lening af te lossen, maar dat de consument eerst haar financiële situatie zou moeten aantonen.
Echter, na een reeks van telefoongesprekken tussen de adviseur en de geldverstrekker, waarbij verschillende opties werden besproken, besloot de geldverstrekker uiteindelijk om het volledige uitgekeerde bedrag van de overlijdensrisicoverzekering rechtstreeks op de hypotheek af te lossen, zonder rekening te houden met de schuldenpositie van de consument. De adviseur probeerde nog tevergeefs om een deel van de uitkering voor de consument te reserveren om schuldeisers te betalen, maar de geldverstrekker weigerde dit verzoek.
Klacht
Als gevolg van het handelen van de adviseur voelt de consument zich benadeeld. Ze beweert dat de adviseur zijn zorgplicht heeft geschonden door niet de juiste informatie aan de geldverstrekker door te geven, waardoor de geldverstrekker de uitkering van de verzekering volledig kon gebruiken voor de aflossing van de lening, zonder rekening te houden met de schuldenpositie van de consument. Dit heeft geleid tot financiële onzekerheid en emotionele stress bij de consument, die haar vertrouwen in de adviseur heeft verloren en besloten heeft om haar verzekeringen elders onder te brengen. De consument vordert daarom een schadevergoeding van €17.568,- voor de extra rentekosten die zij moet maken als gevolg van de hogere rente op de nieuwe lening die zij heeft moeten afsluiten om haar financiële situatie te stabiliseren.
Juridisch kader
De commissie dient te beoordelen of de adviseur is tekortgeschoten in zijn dienstverlening tegenover de consumenten en hiermee zijn zorgplicht heeft geschonden.
Ten eerste stelt de commissie vast dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek. Volgens artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek dient een adviseur als opdrachtnemer de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Dat houdt in dat de adviseur bij de uitvoering van de opdracht de zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Voorts overweegt de commissie dat op de adviseur geen resultaatsverplichting rustte, maar een inspanningsverplichting.
Beoordeling
De commissie heeft geoordeeld dat de adviseur zijn zorgplicht niet heeft geschonden bij de behandeling van het dossier van de consument. Ondanks de complexe financiële situatie van de consument na het overlijden van haar echtgenoot, heeft de adviseur verschillende keren contact gehad met de geldverstrekker om de mogelijkheid van een gedeeltelijke uitkering van de verzekering te bespreken. De adviseur heeft er alles aan gedaan om een zo goed mogelijke oplossing te vinden voor de situatie van de consument.
Uiteindelijk heeft de geldverstrekker echter besloten om de volledige uitkering op de geldlening in mindering te brengen, ondanks herhaalde verzoeken om slechts een deel ervan te gebruiken voor de aflossing. Dat de geldverstrekker niet bereid was om slechts een gedeelte van de uitkering van de verzekering te gebruiken voor de aflossing van de geldlening, ondanks herhaaldelijke verzoeken, kan de adviseur niet worden aangerekend. Het behoort immers tot de bevoegdheid van de geldverstrekker of hij aan een dergelijk verzoek wenst mee te werken.
Voorts is naar het oordeel van de commissie niet komen vast te staan dat de adviseur onjuiste informatie over de consument aan de geldverstrekker heeft verstrekt noch dat deze informatie op een verdraaide manier bij de geldverstrekker terecht gekomen is.
Op basis van de over en weer aangevoerde omstandigheden overweegt de commissie dat niet is komen vast komen te staan dat de adviseur niet heeft gehandeld als van een redelijk handelend adviseur mag worden verwacht. De commissie is van oordeel dat de adviseur voldoende heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting.
Klik hier voor de volledige uitspraak van de Geschillencommissie Kifid.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u schade geleden als gevolg van de schending van de zorgplicht van uw financieel adviseur? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant