
Op 8 mei 2024 heeft de rechtbank Amsterdam een belangrijke uitspraak gedaan over de zorgplicht van ABN AMRO Bank N.V. tegenover derden. Deze zaak, met zaaknummer C/13/722547 / HA ZA 22-717, werpt licht op de vraag in hoeverre een bank verantwoordelijk is voor het onderzoeken van ongebruikelijke betalingsactiviteiten op een rekening. Dit artikel bespreekt de uitspraak en de implicaties ervan voor banken en hun zorgplicht.
Zorgplicht van de bank
De rechtbank Amsterdam heeft zich in deze zaak gebogen over de zorgplicht van een bank ten opzichte van derden. De kern van de uitspraak draait om de vraag wanneer een bank verplicht is om onderzoek te doen naar ongebruikelijke betalingsactiviteiten. In dit specifieke geval had een medewerker van ABN AMRO op 20 juni 2019 gerapporteerd dat er mogelijk sprake was van fraude op een rekening van een klant van de bank, wat ernstige financiële gevolgen had voor een derde partij. De bank had toen echter nagelaten om onmiddellijk adequate maatregelen te treffen. Dit leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de eiser, die gedeeltelijk door de bank vergoed moet worden.
Ongebruikelijke betalingsactiviteiten: startpunt van de zorgplicht
De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgplicht van de bank pas in werking treedt op het moment dat de bank daadwerkelijk op de hoogte is van ongebruikelijke betalingsactiviteiten. Op 20 juni 2019 werd ABN AMRO zich bewust van verdachte transacties, waaronder grote contante opnames door een privépersoon. Hoewel een onmiddellijk onderzoek niet dezelfde dag tot de ontdekking van fraude zou hebben geleid, had de bank wel direct andere maatregelen kunnen nemen, zoals het blokkeren van de rekening. Het nalaten hiervan werd door de rechtbank als onrechtmatig beschouwd tegenover de eiser.
Schade verdeling en eigen schuld
Een belangrijk aspect van de uitspraak betreft de verdeling van de schade. Tussen 20 juni 2019 en 6 augustus 2019 verduisterde de betrokken klant met dertien frauduleuze overboekingen en contante opnames een totaalbedrag van € 270.466,91. De rechtbank heeft geoordeeld dat 80% van deze schade toegerekend moet worden aan de eiser zelf vanwege onvoldoende interne controleprocessen. De bank is aansprakelijk gesteld voor de resterende 20%, wat neerkomt op € 54.093,38, inclusief de wettelijke rente vanaf 1 januari 2020.
Fraude voorzorgsmaatregelen van de bank
Voor de periode voor 20 juni 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat de bank voldoende heeft aangetoond waarom haar systemen de ongebruikelijke betalingsactiviteiten niet hebben opgemerkt. Ondanks dat de bank geen specifieke details over haar fraude voorzorgsmaatregelen kon vrijgeven, is vastgesteld dat deze maatregelen vooral gericht waren op het voorkomen van misbruik door derden, zoals geldezels, en minder op interne fraude zoals in deze zaak.
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)
De rechtbank benadrukte dat de normen van de Wwft, hoewel relevant, niet doorslaggevend zijn voor de bescherming tegen schade door fraude zoals in deze zaak. De Wwft richt zich voornamelijk op het bestrijden van witwassen en de financiering van terrorisme, en niet specifiek op het beschermen van derden tegen frauduleuze activiteiten.
Beperkte aansprakelijkheid van de bank
De rechtbank concludeerde dat ABN AMRO Bank N.V. niet aansprakelijk is voor de schade die de eiser heeft geleden vóór 20 juni 2019. Voor de periode daarna is de bank veroordeeld tot het vergoeden van 20% van de geleden schade. Deze uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige monitoring door banken en de noodzaak voor bedrijven om hun interne controleprocessen op orde te hebben om fraude te voorkomen.
Heeft u problemen met uw bank, lening of hypotheekverstrekker? Zorgplicht Advocaten kan u helpen uw rechten te beschermen en mogelijke schade te verhalen.

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant