Uitspraak: Accountant schendt fundamentele beginselen van vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en objectiviteit

In deze zaak staat de beoordeling van een accountant centraal, die sinds 2016 als bestuurder optrad voor zowel de Stichting Administratiekantoor (STAK) als Holding B.V., wat leidde tot klachten over belangenverstrengeling en schending van objectiviteit. De accountant werd beschuldigd van het niet nemen van voldoende maatregelen om zijn onafhankelijkheid te waarborgen en het onvoldoende documenteren van mogelijke bedreigingen voor zijn objectiviteit.

Achtergrond van de zaak

In 1986 richtten [naam 2] en haar toenmalige echtgenoot [naam 3] Holding B.V. op. Deze holding bezit de aandelen van diverse werkmaatschappijen die zich bezighouden met groenonderhoud, tuinaanleg, detachering, calamiteitenbestrijding en gladheidsbestrijding. De accountant is als partner verbonden aan [naam 5]. Hij heeft sinds 2007 als accountant werkzaamheden verricht voor de Holding en het echtpaar in privé.

Om de continuïteit van het bedrijf bij eventueel overlijden van het echtpaar, of één van hen, te waarborgen, werd in 2012 de Stichting Administratiekantoor (STAK) opgericht. De Holding heeft haar aandelen ter certificering aan de STAK geleverd. Het echtpaar werd bestuurder van de STAK en hield de certificaten. De accountant werd in februari 2016 benaderd door een vertrouwenspersoon van het echtpaar met het verzoek om na het overlijden van het echtpaar deel te gaan uitmaken van het bestuur van STAK. De accountant heeft hiermee ingestemd.

In maart 2016 werden de statuten van de STAK gewijzigd, waarbij de toekomstige zeggenschap van [naam 2] werd beperkt. Het bestuur van de STAK zou bestaan uit vier personen: [naam 2] als gewoon bestuurslid, [naam 6] als voorzitter, de accountant als penningmeester, en [naam 7] als secretaris.

Na het overlijden van [naam 3] op 1 december 2016 verkreeg [naam 2] alle certificaten en namen [naam 2], [naam 6], [naam 7] en de accountant zitting in het bestuur van de STAK. De accountant droeg zijn werkzaamheden voor de Holding en het echtpaar over aan een kantoorgenoot.

Op 19 januari 2017 benoemde het bestuur van de STAK [naam 2] en de accountant tot interim-bestuurders van de Holding. [Naam 2] voerde civiele procedures tegen de STAK en de andere bestuurders, waarbij zij ontslag vorderde van [naam 6], [naam 7] en de accountant als bestuurders, evenals decertificering van de aandelen in de Holding om de zeggenschap over de Holding in haar handen te krijgen.

Uitspraak van de Accountantskamer

[Naam 2] voerde bij de Accountantskamer aan dat de accountant de aanstelling als bestuurder van de STAK had moeten weigeren. Daarnaast zou de accountant geen juiste invulling hebben gegeven aan zijn rol als bestuurder van de STAK en heeft de accountant geweigerd om aan de klachten van [naam 2] tegemoet te komen.

De Accountantskamer heeft, samengevat, geoordeeld dat de accountant bij zijn aantreden als bestuurder bij de STAK en vervolgens ook bij zijn aantreden als bestuurder bij de Holding te weinig oog heeft gehad voor de mogelijke bedreiging voor het zich houden aan het fundamentele beginsel van objectiviteit. De door de accountant genomen maatregel van overdracht van zijn accountants- en advieswerkzaamheden voor de STAK, de Holding en [naam 2] in privé aan een collega binnen [naam 5] is ontoereikend. In het kader van de aanvaarding van de bestuursfunctie bij de Holding is niet gebleken dat de accountant daarbij het bepaalde in artikel 4 van de statuten van de STAK heeft betrokken, waarin is bepaald dat een bestuurder van de Holding niet tot bestuurder van de STAK kan worden benoemd. De accountant heeft ermee ingestemd dat er geen aparte administratie voor de STAK werd ingericht, terwijl dat volgens de statuten wel had gemoeten. Door onvoldoende bedreigingen te identificeren, onvoldoende maatregelen te treffen en zijn bevindingen niet te documenteren, heeft de accountant de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet nageleefd.

Hogerberoepsgronden

De accountant gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de Accountantskamer. Volgens de accountant heeft de kamer de klacht ten eerste te ruim uitgelegd. Daarnaast heeft de kamer ten onrechte geoordeeld dat de accountant te weinig maatregelen heeft getroffen om belangenverstrengeling tegen te gaan en ten onrechte gezegd dat de accountant geen afzonderlijke administratie voor de STAK bijhield. Tenslotte vindt de accountant dat de kamer een te strenge maatregel heeft opgelegd.

Klacht niet te ruim uitgelegd

De accountant betoogt dat de accountantskamer buiten de klacht is getreden door te vermelden dat hij geen opdrachtbevestigingen stuurde voor zijn bestuursfuncties bij de STAK en de Holding, terwijl hierover niet was geklaagd. [Naam 2] stelt dat de klacht duidelijk maakt dat de accountant naliet maatregelen te treffen om objectiviteitsproblemen te voorkomen, waarbij opdrachtbevestigingen een mogelijke maatregel zijn.

Het College oordeelt dat de Accountantskamer de klacht niet te ruim heeft opgevat. De klacht richtte zich op belangenverstrengeling doordat de accountant als bestuurslid van de STAK zijn eigen aanstelling en declaraties goedkeurde. Het noemen van opdrachtbevestigingen was slechts een voorbeeld van maatregelen om objectiviteit te waarborgen. Daarom slaagt deze hogerberoepsgrond niet.

Onvoldoende maatregelen getroffen

Als tweede hogerberoepsgrond voert de accountant aan dat hij zich wel degelijk rekenschap heeft gegeven van de mogelijke bedreigingen van de aanstelling als bestuurder van de STAK en van de Holding voor zijn objectiviteit en dat hij toereikende maatregelen heeft getroffen om een schending van het fundamentele beginsel van objectiviteit te voorkomen. Hij heeft immers alle werkzaamheden die hij voorheen als accountant voor de Holding en het echtpaar in privé verrichtte, overgedragen aan een kantoorgenoot.

[Naam 2] stelt zich op het standpunt dat de Accountantskamer terecht heeft overwogen dat de accountant onvoldoende maatregelen heeft getroffen om schending van het beginsel van objectiviteit te voorkomen. Ook heeft de Accountantskamer volgens haar terecht overwogen dat een dubbele rol als bestuurder van de STAK en van de Holding niet wenselijk was.

Het College oordeelt dat de Accountantskamer correct heeft geoordeeld dat de accountant het conceptueel raamwerk van artikel 21 van de VGBA niet heeft nageleefd. Dit raamwerk vereist dat de accountant potentiële bedreigingen voor zijn objectiviteit identificeert, adequate maatregelen treft en zijn bevindingen documenteert. De accountantskamer concludeerde dat de accountant deze stappen niet voldoende heeft ondernomen, waardoor hij ook het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet naleefde.

Hoewel de accountant maatregelen nam door zijn werkzaamheden over te dragen, heeft hij niet voldoende vastgelegd welke risico’s er waren en welke maatregelen hij had getroffen om deze te mitigeren. Het College wijst erop dat het niet noodzakelijk was om opdrachtbevestigingen te verstrekken, maar wel dat de accountant had moeten vastleggen hoe hij de bedreigingen voor zijn objectiviteit beoordeelde en welke maatregelen hij nam. Het feit dat de accountant dit niet deed, toont aan dat hij het conceptueel raamwerk onvoldoende toepaste.

Afzonderlijke administratie

De accountant voert in hoger beroep aan dat hij geen afzonderlijke administratie voor de STAK hoefde te voeren, hoewel dit volgens de statuten van de STAK wel verplicht was. In plaats daarvan heeft hij de administratie van de STAK verwerkt in die van de Holding, met instemming van het bestuur van de STAK. Tijdens de zitting verklaarde de accountant dat hij afweek van de statuten maar dat de STAK-bestuurders akkoord gingen met deze werkwijze. Hij legde ook uit dat de administratie van de STAK eenvoudig uit die van de Holding kan worden gehaald

Het College oordeelt dat de Accountantskamer terecht heeft geoordeeld dat de accountant de statuten had moeten volgen en een afzonderlijke administratie voor de STAK had moeten voeren. Daarom slaagt de vierde hogerberoepsgrond niet. Echter, vanwege de eenvoud waarmee de administratie van de STAK uit de Holding kan worden gehaald en de instemming van het STAK-bestuur, kent het College aan dit verwijt slechts beperkte betekenis toe.

Maatregel

De vijfde hogerberoepsgrond betreft de opgelegde maatregel door de Accountantskamer. Het College oordeelt dat de accountant het conceptueel raamwerk van artikel 21 van de VGBA onvoldoende heeft toegepast door onvoldoende bedreigingen voor zijn objectiviteit te identificeren, onvoldoende maatregelen te treffen en deze niet vast te leggen. Hierdoor heeft hij het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid geschonden.

Het College erkent dat de accountant integer heeft gehandeld en de bestuursfuncties heeft aanvaard om de continuïteit van de ondernemingen te waarborgen. Toch had hij als professionele accountant het conceptueel raamwerk correct moeten toepassen. Daarom acht het College, anders dan de Accountantskamer, een berisping als maatregel passend en geboden gezien de aard en ernst van de schending.

Klik hier voor de volledige uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Zorgplicht Advocaten

Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Of heeft u schade geleden als gevolg van een fout van een accountant? Neem dan contact met ons op.

Monique Ebben

Wij staan voor u klaar

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op Laat ons u bellen
Joost Papeveld

Wij helpen u graag

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant