Betrokkene is eigenaar van een accountantskantoor. Hij verrichte werkzaamheden voor BV1. De eigenaar van BV1 is B.
Klaagster voorziet in sociale werkvoorziening. Zij heeft personeel gedetacheerd bij BV1. Ook heeft klaagster een deel van een productiehal waarover zij beschikt, aan BV1 verhuurd. Omdat BV1 de huur en de facturen voor de detachering niet betaalde is een betalingsachterstand ontstaan. In 2018 is BV1 dan ook veroordeeld tot betaling van € 96.158,33 aan klaagster. Eind augustus van datzelfde jaar is BV1 ontbonden, zij bood geen verhaal.
Tijdens een door klaagster gestarte procedure is gebleken dat door het kantoor van betrokkene een sale-and-lease-backovereenkomst is gesloten waarbij de volledige inventaris van BV1 werd verkocht. De leaseprijs is daarbij op de betalingsachterstand van € 26.228 bij het accountantskantoor in mindering gebracht.
De klacht
Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene dat hij:
- als schuldeiser, vanwege onbetaald gebleven facturen, een sale-and-leasebackconstructie heeft toegepast waardoor hij zichzelf ten opzichte van andere schuldeisers in een bevoorrechte positie heeft gebracht;
- zich ongepast en onwaardig heeft opgesteld door klaagster te verzoeken de schuld weg te strepen omdat het slechts om gemeenschapsgeld ging;
- ten voordele van zichzelf zijn positie als accountant heeft misbruikt met een paulianeuze constructie.
De beoordeling
Het eerste en derde klachtonderdeel worden gezamenlijk behandeld. De Accountantskamer stelt voorop dat onder bepaalde omstandigheden het hanteren van een verrekeningsconstructie tuchtrechtelijk verwijtbaar kan zijn. In het bijzonder kan dan worden gedacht aan een situatie waarin voorzienbaar is dat een debiteur-opdrachtgever niet in staat zal zijn om al zijn schuldeisers te voldoen.
De Accountantskamer stelt vast dat door de sale-and-lease-backconstructie een vermogensbestanddeel aan de vennootschap is onttrokken waarop andere schuldeisers van BV1 zich niet meer konden verhalen. Uit het dossier blijkt volgens de Accountantskamer dat ten tijde van het sluiten van de sale-and-lease-backovereenkomst betrokkene ervan op de hoogte was dat er meer schuldeisers waren naast het accountantskantoor. Onder die omstandigheden had hij de verrekeningsconstructie niet mogen aangaan. Door dit toch te doen heeft hij misbruik gemaakt van zijn positie als accountant en gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. Het eerste en derde klachtonderdeel is gegrond.
In het tweede klachtonderdeel verwijt klaagster betrokkene dat hij zich ongepast en onwaardig heeft opgesteld door de directeur van klaagster in een gesprek te verzoeken de schuld weg te strepen omdat het slechts om gemeenschapsgeld ging waar niemand moeilijk over zou doen. Betrokkene heeft betwist dat hij dit voorstel aan klaagster heeft gedaan. De Accountantskamer kan niet vaststellen of het verwijt terecht is, waardoor het tweede klachtonderdeel ongegrond is.
De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. De Accountantskamer acht de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van drie maanden passend en geboden.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant