Adviseur schendt zorgplicht door nalatigheid bij verzekeringsaanvraag

In deze zaak draait het om een hypotheekaanvraag die door de adviseur namens de consumenten bij de bank is ingediend, waarbij de bank de aanvraag uiteindelijk afwijst vanwege het te laat aanleveren van benodigde documenten. Daarnaast heeft de adviseur verzuimd een opstalverzekering tijdig te regelen, waardoor de consumenten schade hebben geleden.

Achtergrond van de zaak

De consumenten hebben via de adviseur een hypotheekaanvraag ingediend bij de bank. In januari 2022 heeft de bank een renteaanbod uitgebracht. Hierbij werd vermeld dat het renteaanbod geldig is tot 5 april 2022 en dat uiterlijk 5 maart de benodigde documenten door de bank diende te zijn ontvangen. Op 10 januari hebben de consumenten het renteaanbod getekend geretourneerd. Door de bank zijn vervolgens op verschillende momenten nadere stukken opgevraagd, voor het laatst op 16 maart 2022. Op dat moment is door de bank onder meer een aanvulling op het taxatierapport opgevraagd.

Op 5 april 2022 heeft de adviseur deze aanvulling aan de bank toegezonden. Echter, op 5 april werd de aanvraag ook door de bank afgewezen, omdat de stukken niet tijdig waren aangeleverd en het renteaanbod daarom was komen te vervallen.

De consumenten hebben vervolgens via hun adviseur nogmaals een hypotheekaanvraag bij de bank ingediend. In juni 2022 is wederom een renteaanbod uitgebracht, ditmaal tegen een hogere rente. De consumenten hebben het rentaanbod ondertekend, uiteindelijk is door de bank een hypotheekofferte uitgebracht.

Klacht

De consumenten stellen dat de adviseur is tekortgeschoten in de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst, door de door de bank opgevraagde stukken in een te laat stadium aan de bank toe te zenden. Doordat het laatste stuk pas op 5 april 2022 bij de bank was ingediend, heeft de bank de hypotheekaanvraag afgewezen. De consumenten zien zich hierdoor geconfronteerd met een hogere rente, waardoor zij € 106.281, – aan schade lijden.

Daarnaast zou de adviseur zorgdragen voor een opstalverzekering. Deze opstalverzekering tegen onder meer stormschade heeft de adviseur niet tijdig verzorgt, terwijl de consumenten hierom wel hebben verzocht. De consumenten hebben uiteindelijk daadwerkelijk stormschade geleden, waarvoor zij door toedoen van de adviseur niet verzekerd zijn. De adviseur dient daarom volgens de consumenten deze kosten te vergoeden.

Verweer

De adviseur heeft verweer gevoerd door te stellen dat de hypotheekaanvraag geen doorsnee aanvraag was en om die reden lastig. De consumenten waren hiervan op de hoogte. De deadlines voor het indienen van de stukken en de geldigheidsduur van de offerte stonden duidelijk in de offerte vermeld en waren dus ook voor de consumenten bekend. Het laatst gevraagde stuk is door de adviseur op 1 april ontvangen en op 5 april bij de bank ingediend. De adviseur ging ervan uit dat dit tijdig was, gezien het feit dat het renteaanbod geldig was tot en met 5 april 2022. De adviseur stelt dat hij hiermee heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting en dat van een tekortkoming geen sprake is. Daarnaast stelt de adviseur dat indien er wel sprake zou zijn van een tekortkoming, het causaal verband met de door de consumenten gestelde schade ontbreekt.

Met betrekking tot de stormschade voert de adviseur aan dat deze schade niet bewezen is en dat bovendien niet is onderbouwd dat deze schade onder de dekking van de opstalverzekering zou zijn gevallen.

Juridisch kader

De commissie dient te beoordelen of de adviseur is tekortgeschoten in de op haar rustende verplichtingen uit de overeenkomst.

De commissie stelt vast dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht is gesloten. Op grond van artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek dient een opdrachtnemer (in dit geval de adviseur) bij de uitvoering van de opdracht de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen, wat betekent dat zij bij de uitvoering van de opdracht de zorgvuldigheid moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.

Beëindiging hypotheekaanvraag

De commissie oordeelt dat het feit dat de bank de hypotheekaanvraag mocht beëindigen vanwege het verstrijken van de termijn op 5 april 2022, niet direct betekent dat de adviseur in gebreke is gebleven door op die datum nog een stuk in te dienen. De adviseur had wellicht gezien de geldigheid van het renteaanbod voortvarender met de nader opgevraagde stukken aan de slag kunnen gaan, maar dit is op zichzelf onvoldoende om vast te stellen dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van de adviseur. Uit niets blijkt ook dat voortvarender handelen van de adviseur tot een ander resultaat zou hebben geleid, nu niet is gebleken dat de bank wel een offerte had uitgebracht op basis van het renteaanbod als de stukken op 1 april 2022 direct aan de bank waren toegezonden. De commissie stelt dat er geen sprake is van een tekortkoming van de adviseur op grond waarvan zij schadeplichtig is geworden jegens de consumenten.

Geen verzekering afgesloten

Wat betreft de opstalverzekering stelt de commissie vast dat de adviseur wel is tekortgeschoten in de op haar rustende verplichtingen. Ondanks dat de verzekeraar langer dan gebruikelijk deed over de beoordeling van de aanvraag, heeft de adviseur geen navraag gedaan bij de verzekeraar en heeft ze de consumenten niet geïnformeerd over de status van de verzekering. Dit nalaten wordt haar verweten, en ze wordt geacht de schade die de consumenten hierdoor hebben geleden te vergoeden. Bovendien heeft de adviseur nagelaten te onderbouwen waarom de stormschade mogelijk niet onder de beoogde verzekering zou vallen, waardoor ze onvoldoende heeft betwist dat de schade onder de verzekering zou zijn uitgekeerd als deze daadwerkelijk was geregeld.

Klik hier voor de volledige uitspraak van de Geschillencommissie Kifid.

Zorgplicht Advocaten

Heeft u schade geleden als gevolg van de schending van de zorgplicht van uw financieel adviseur? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.