Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met Nuon. Klager huurt een woning die door Nuon werd voorzien van stadsverwarming. Klager heeft op 21 maart 2010 de overeenkomst tot levering van warmte opgezegd. Nuon heeft de levering van warmte gestaakt, maar is het vastrecht steeds bij klager in rekening blijven brengen. Nuon heeft in dat verband een beroep gedaan op haar algemene voorwaarden waarin is bepaald dat de aansluiting eerst na van de eigenaar van de woning verkregen toestemming kan worden weggenomen, waarna geen vastrecht meer in rekening wordt gebracht.
Klager heeft hierover een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Energie. Deze heeft de klacht ongegrond bevonden. Klager heeft zich toen gewend tot verweerders kantoor met het verzoek vernietiging van het bindend advies te vragen bij de rechtbank. Op enig moment heeft verweerder de zaak op zich genomen.
Rechtbank
De rechtbank heeft de vordering van klager niet-ontvankelijk verklaard wegens verstrijken van de termijn van 2 maanden. Klagers vordering tot nietigverklaring is wel toegewezen omdat naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een onredelijk beding in de algemene voorwaarden, hetgeen de Geschillencommissie had verzuimd te toetsen. De rechtbank heeft voor recht verklaard dat klager de overeenkomst met Nuon rechtsgeldig heeft opgezegd en geoordeeld dat Nuon het onverschuldigd 1/3 betaalde vastrecht aan klager diende terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.
Hoger beroep
Nuon wenste vervolgens de toevoer voor warmtelevering af te sluiten. Klager heeft de toegang voor medewerkers van Nuon geweigerd en verweerder gevraagd hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de rechtbank. Verweerder heeft dit afgeraden omdat dit enkel over “enkele tientjes” zou gaan. Daarnaast gaf verweerder aan dat naar zijns inzien Nuon in haar recht staat. Na verdere correspondentie heeft verweerder aangegeven dat klager zich tot een andere advocaat kon wenden. Ten slotte heeft hij klager geadviseerd medewerking te verlenen aan het wegnemen van de aansluiting.
De klacht
De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Het verweer
De klacht is volgens verweerder ongegrond. Met het vonnis was volgens hem een heel mooi resultaat gehaald. Er was volgens verweerder dan ook geen aanleiding hoger beroep in te stellen. Klager meende dat bij de toewijzing van de wettelijke rente was uitgegaan van een verkeerde aanvangsdatum, maar het verschil betrof slechts enkele tientjes en de mogelijke baten stonden dus niet in verhouding tot de met het instellen van hoger beroep gemoeide kosten. Ten slotte stelt verweerder dat hij niet verplicht is om een opdracht van klager te aanvaarden als hij daar niet achter staat.
Het oordeel
De voorzitter vindt dat de uitspraak van de rechtbank een goed resultaat was voor klager. Daarnaast stelt de voorzitter dat verweerder niet hoeft te doen wat klager hem opdraagt. Gedragsregel 14 lid 1 bepaalt dat de advocaat de volle verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de zaak en dat hij zich niet aan deze verantwoordelijkheid kan onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. De advocaat heeft bij de behandeling van de zaak dus de leiding. Verweerder kan hierom geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Indien klager het niet eens was met het gegeven advies heeft verweerder hem het advies gegeven zich tot een andere advocaat te wenden. Dit lag dan ook op de weg van klager.
De klacht wordt ongegrond verklaard.
Lees hier de hele uitspraak
Zorgplicht Advocaten
Bent u ook benadeeld door een beroepsfout van uw advocaat of een andere (juridische) dienstverlener? Neem dan hier contact op met een van de advocaten van Zorgplicht Advocaten. Onze gespecialiseerde advocaten hebben jarenlange ervaring in procedures over (beroeps)aansprakelijkheid.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant