Klaagster had een vordering op de heer C. Klaagster heeft conservatoir beslag gelegd op de woning van de heer C en heeft de heer C gedagvaard om te verschijnen bij de rechtbank. De vordering van 25.000 euro is bij de rechtbank toegewezen. De heer C heeft hoger beroep ingesteld. Verweerder is klaagster hierna gaan bijstaan. De heer C heeft in kort geding de schorsing van executie van het vonnis gevorderd, deze vordering is toegewezen. Bij arrest van 19 juli 2016 heeft het hof het vonnis, ook voor wat betreft de aanvangsdatum van de rente, bekrachtigd. Verweerder heeft klaagster geadviseerd te wachten met executie totdat het arrest onherroepelijk was.
Verweerder heeft de deurwaarder opdracht gegeven om tot executie over te gaan. Na een misverstand over het adres van de heer C heeft betekening op het juiste adres in september 2018 plaatsgevonden. Op deze datum heeft de deurwaarder executoriaal beslag gelegd op de roerende zaken van de heer C. De deurwaarder heeft op 9 oktober 2018 een deelbetaling ontvangen en heeft klaagster gevraagd of zij de openbare verkoop, gezien de daarmee samenhangende kosten, wel wilde doorzetten. Klaagster heeft daarop niet gereageerd, waarna de deurwaarder heeft besloten om de openbare verkoop af te blazen.
De klacht
Klaagster stelt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat hij:
- onvoldoende tijd, zorg en aandacht heeft besteed aan de voor klaagster behandelde dossiers aangaande het kort geding en het hoger beroep in de bodemzaak;
- onvoldoende heeft gedaan met de informatie die klaagster hem heeft aangedragen voor de behandeling van de beide dossiers;
- diverse fouten heeft gemaakt bij de behandeling van de dossiers;
- de deurwaarder onjuist heeft geïnstrueerd bij de executie van het vonnis, meer specifiek bij de beslaglegging op de inboedel/huisraad van de wederpartij.
De beoordeling
Ten aanzien van de eerste drie klachtonderdelen oordeelt de raad dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Klaagster heeft op 29 januari 2019 haar klacht over verweerder ingediend. Deze klacht ziet op het handelen van verweerder van voor 29 januari 2016, waardoor de driejaarstermijn was verstreken op het moment van indienen. Dat klaagster niet eerder bij de deken een klacht kon indienen acht de raad niet aannemelijk.
Het vierde klachtonderdeel ziet op de executie van het arrest van 19 juli 2016, waardoor klaagster wel ontvankelijk is in dit deel van haar klacht. Volgens de raad is het misverstand over het adres van de heer C ongelukkig, maar is niet vast komen te staan dat deze fout het gevolg is geweest van onzorgvuldig handelen. Daarnaast concludeert de raad dat de deurwaarder zelf, en niet op verzoek van verweerder, heeft besloten de aangezegde openbare verkoop geen doorgang te laten vinden. Het vierde klachtonderdeel is ongegrond.
De klacht wordt deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een advocaat, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een advocaat. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de tuchtrechter of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant