Uitspraak: Conclusie van accountant had van een voorbehoud moeten worden voorzien

Klaagster is getrouwd geweest met A. A houdt alle aandelen in BV1, dat een belang had in de aandelen van BV2. In 2014 is BV2 gefuseerd met accountantskantoor 1, waar het haar activiteiten voortzette onder de nieuwe naam accountantskantoor 2.

A en klaagster zijn verstrikt geraakt in een echtscheiding. Met betrekking tot de vaststelling en verdeling van het huwelijksvermogen en de draagkracht van A zijn diverse civiele procedures gevoerd. In een van die procedures is betrokkene als deskundige benoemd door de rechtbank.

De aanlevering van de gevraagde stukken door A aan betrokkene verliep traag. Betrokkene heeft ook niet alle gevraagde stukken ontvangen. Uiteindelijk heeft betrokkene aan de hand van de stukken waarover hij wel beschikte een concept-rapport opgesteld. Beide partijen hebben op het conceptrapport gereageerd. De inhoudelijke reacties waren voor betrokkene aanleiding hen uit te nodigen voor een bespreking. Tijdens het gesprek zijn afspraken gemaakt over het alsnog aanleveren van bepaalde stukken door A.

Uiteindelijk heeft betrokkene de laatste stukken ontvangen op 29 maart 2018, waarna hij op 9 april 2018 zijn definitieve rapport heeft opgemaakt en naar de rechtbank heeft gezonden.

De klacht

Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klaagster verwijt betrokkene het volgende:

  • Betrokkene heeft ten onrechte geconcludeerd dat BV 1 met betrekking tot de verkoop van de accountantskantoor 2 aandelen een vergoeding heeft ontvangen van € 222.653,88, terwijl uit een bankafschrift van de bank d.d. 30 april 2014 duidelijk blijkt dat niet BV 1, maar A deze betaling ontving. Doordat betrokkene niet de door hem gevraagde inzage had in de bankgegevens van BV 1, is hem bovendien ontgaan dat dit niet de enige betaling voor die aandelen was.
  • Betrokkene heeft diverse (onjuiste) conclusies getrokken zonder te beschikken over de onderliggende informatie. De conclusies zien op: de verdere deelneming van BV 1 in het kapitaal van accountantskantoor 2, het beëindigen van de managementovereenkomst tussen BV 1 en accountantskantoor 2 en het feit dat er geen bonus en beëindigingsvergoeding wordt betaald door accountantskantoor 2.
  • Betrokkene heeft ten onrechte een oordeel gegeven over BV in het algemeen en specifiek over de mogelijkheid van BV 1 om de helft van de waarde van haar aandelen uit te keren, zonder te beschikken over de jaarrekeningen over 2015, 2016 en 2017.

De beoordeling

Met het oog op de beschikbare informatie en de samenhang daarin is de Accountantskamer ten aanzien van het eerste klachtonderdeel van oordeel dat betrokkene kon concluderen dat BV 1 voor het aandelenpakket een bedrag heeft verantwoord van € 222.653,88. Betrokkene mocht naar het oordeel van de Accountantskamer in zijn rol als deskundige voor de rechtbank vertrouwen op de juistheid van de aangeleverde stukken met betrekking tot de vergoeding voor de aandelen. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.

Het tweede klachtonderdeel wordt opgedeeld in 2 subonderdelen.

Het eerste subonderdeel is ongegrond. Klaagster stelt in dit onderdeel dat betrokkene niet over de beëindigingsovereenkomst beschikte, betrokkene beweert dat hij hier wel de beschikking over had. De Accountantskamer is van oordeel dat klaagster haar klacht niet (voldoende) heeft onderbouwd.

Het tweede subonderdeel is daarentegen gegrond. Dit onderdeel ziet op de vaststelling van betrokkene dat er geen bonus- en beëindigingsvergoeding wordt betaald door accountantskantoor 2. Klaagster stelt dat betrokkene ook die conclusie heeft getrokken zonder over de onderliggende informatie te beschikken.

De Accountantskamer gaat ervan uit dat de geciteerde passages van betrokkene daadwerkelijk in de beëindigingsovereenkomst staan. De Accountantskamer gaat verder mee in het verweer van betrokkene dat uit die geciteerde passages blijkt dat in de beëindigingsovereenkomst is overeengekomen dat er geen sprake zou zijn van bonussen of beëindigingsvergoedingen. De vraag is alleen of betrokkene er rekening mee had moeten houden dat er eventueel afspraken waren of zouden zijn over andere eventuele bonussen of nabetalingen, die samenhangen met de overdracht.

De Accountantskamer is van oordeel dat dit subonderdeel gegrond is. In de wetenschap dat hij aan de rechtbank rapporteerde, dat de aanlevering van stukken uiterst moeizaam ging en dat hij uiteindelijk niet over alle stukken beschikte, had betrokkene zijn conclusie met betrekking tot de vergoeding voor de overdracht het voorbehoud moeten maken dat hij met betrekking tot de overdracht niet over de overdrachtsdocumentatie beschikte. Het opnemen van een algemene disclaimer is daarvoor niet voldoende.

Het derde klachtonderdeel is ongegrond. De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene nooit de beschikking heeft gekregen over de jaarrekening 2015. Dit stond ook in zijn rapport, waardoor dit voor de rechtbank duidelijk was. . Dat betrokkene zonder de informatie van na 2014 geen oordeel kon geven over BV 1 op de peildatum, 31 maart 2014, is de Accountantskamer niet gebleken.

De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan betrokkene wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Lees hier de hele uitspraak.

Zorgplicht Advocaten

Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Rob Silvertand

Wij staan voor u klaar

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op Laat ons u bellen
Monique Ebben

Wij helpen u graag

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant