Uitspraak: Doorhaling wegens in strijd handelen met de fundamentele beginselen blijft staan

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven verklaart het hoger beroep van de accountant ongegrond en acht, evenals de Accountantskamer, de opgelegde maatregel van doorhaling van de inschrijving in de registers, en de daaraan verbonden termijn waarbinnen de accountant niet opnieuw kan worden ingeschreven van 10 jaren, passend en geboden.

Procesverloop

De accountant stond van 18 november tot 29 juli 2016 ingeschreven als registeraccountant. Accountant heeft een affectieve relatie gehad met X, waarmee hij ook heeft samengewoond. Sinds 16 oktober 2012 was X zelfstandig bevoegd bestuurder van de Stichting. Volgens een ondertekend formulier in 2012, waren de Accountant en X uiteindelijke belanghebbenden bij de Stichting. De accountant had het voornemen om een groot restaurant te beginnen. Dit restaurant zou geëxploiteerd worden door een op te richten vennootschap (de BV). De BV is op 20 januari 2014 opgericht met als aandeelhouders de Stichting en drie andere heren. De drie heren en de accountant werden de bestuurders van de BV.

Bij de Bank is, ten behoeve van het project, een financieringsaanvraag gedaan ten bedrage van € 3.100.000,-. Een bedrag van € 4.900.000,- zou door de BV zelf gefinancierd worden, door een achtergestelde lening van € 2.300.000,- van de Stichting aan de BV. De Bank heeft in verband met de financieringsaanvraag meerdere stukken ontvangen. De Bank heeft een lening van € 3.100.00,- verleend aan de BV. Met ingang van 8 oktober 2014 is de Stichting enige aandeelhouder worden van de BV en met ingang van 24 december 2014 is X de enige bestuurder van de BV geworden.

De accountant is vervolgens op 28 juni 2016 failliet verklaard en op 6 december 2016 is de BV failliet verklaard. Op 16 februari 2017 heeft de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) een aangifte van valsheid in geschrift en oplichting ontvangen van de Bank. Deze aangifte was gericht jegens X, de Stichting en de BV. De Bank stelt dat door het onder meer verstrekken van valse dan wel vervalste documenten, de schijn van kredietwaardigheid is gewekt. De Bank heeft later ontdekt dat noch de BV noch de Stichting over de eigen financiering van € 4.900.000,- leek te beschikken. Naar aanleiding van deze aangifte is een strafrechtelijk onderzoek opgestart. Het strafrechtelijk onderzoek is op 31 mei 2018 afgerond en er is geconcludeerd dat de toegezonden stukken vals zijn.

De klacht

De accountant wordt verweten dat hij in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Dit doordat hij opzettelijke onjuiste documenten ter beschikking heeft gesteld, om daarmee een financiering van € 3.100.000,- te kunnen verkrijgen. De accountant heeft aldus niet eerlijk en oprecht gehandeld en het accountantsberoep ernstig in diskrediet gebracht. Hiermee heeft de accountant gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit en van integriteit. De Accountantskamer heeft de klacht gegrond verklaard. De Accountantskamer heeft aan de accountant de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers opgelegd en de termijn waarbinnen de accountant niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven bepaald op tien jaren. Daarbij heeft de accountantskamer meegewogen dat aan accountant bij uitspraak van het College een eerdere tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

De accountant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Accountantskamer. Lees hier de gehele uitspraak van de Accountantskamer.

Het verweer van de accountant

Klachtonderdeel 1: Overschrijding driejaarstermijn

De accountant stelt zich in zijn hoger beroepschrift in de eerste plaats op het standpunt dat de klacht niet-ontvankelijk is wegens overschrijding van de driejaarstermijn. De verweten gedragingen waarvan in februari 2017 door de Bank aangifte is gedaan, waren namelijk reeds voor 24 september 2015 bij de Bank bekend. Hij stelt dat het niet zo kan zijn dat de verjaringstermijn voor een andere partij pas gaat lopen nadat deze kennis heeft gekregen van de gedraging. Daarmee zou de verjaringstermijn kunnen worden omzeild door een derde de klacht te laten indienen. Volgens de accountant ligt het minimaal in de bedoeling van de wet dat de termijn voor een ieder begint te lopen nadat degene jegens wie de gedraging is gericht, kennis heeft gekregen of kunnen krijgen van de verweten gedraging.

Klachtonderdeel 2: Geen professionele dienst

In de tweede plaats heeft de accountant in zijn hoger beroepschrift betoogd dat de werkzaamheden voor de financieringsaanvraag bij de Bank ten behoeve van de BV – voor zover die al door hem zijn verricht – niet kunnen worden beschouwd als een professionele dienst, omdat hij daarbij geen gebruik heeft gemaakt van zijn vakbekwaamheid als accountant.

De beoordeling van het College

Klachtonderdeel 1: Overschrijding driejaarstermijn

Er is sprake van een nauwe samenwerking tussen de FIOD en het OM. Zoals het College heeft overwogen in een eerdere uitspraak, heeft deze samenwerking tot gevolg dat de bedoelde driejaarstermijn voor het OM aanvangt op het moment dat de FIOD zodanige feiten heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat daarop redelijkerwijs een vermoeden kan worden gebaseerd van (mogelijk) tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het College stelt dat de FIOD op 16 februari 2017 de aangifte heeft ontvangen van de Bank. Dit betekent dat de termijn van drie jaar waarbinnen het OM kon worden geklaagd, is aangevangen op 16 februari 2017. De klacht is op 25 september 2018 – dus binnen deze termijn – ingediend en daarmee door de accountantskamer terecht ontvankelijk geacht.

Dat het OM en/of de FIOD reeds vóór 16 februari 2017 op de hoogte waren van de gedragingen in het kader van de verkrijging van de financiering voor de BV is door accountant op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Of bij de Bank eventueel al eerder een vermoeden van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen bestond, is niet relevant. Het College zal dit onderdeel ongegrond verklaren

Klachtonderdeel 2: Geen professionele dienst

Het College is van oordeel dat uit het dossier duidelijk blijkt dat de accountant voor de werkzaamheden rondom de financieringsaanvraag bij de Bank zijn vakbekwaamheid als accountant heeft aangewend. Zo is gebleken dat het ondernemingsplan voor het restaurant onder zijn naam en met gebruikmaking van zijn RA-titel is opgesteld. Daarnaast heeft accountant in de communicatie richting de Bank zijn achtergrond als registeraccountant expliciet genoemd. De contactpersoon bij de Bank heeft verklaard hieraan nadrukkelijk vertrouwen te hebben ontleend. Het College stelt daarom dat het handelen, waarop de klacht betrekking heeft, ziet op een professionele dienst van accountant. Dit brengt met zich dat dit handelen van accountant getoetst kan worden aan alle fundamentele beginselen die zijn opgenomen in de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants. Het College zal dit onderdeel ongegrond verklaren.

De beslissing

Het College verklaart het hoger beroep ongegrond. Het College acht de aan accountant opgelegde maatregel van doorhaling van de inschrijving in de registers, en de daaraan verbonden termijn van tien jaren waarbinnen accountant niet opnieuw kan worden ingeschreven, passend en geboden. Zoals ook de Accountantskamer heeft overwogen heeft accountant onjuiste documenten ter beschikking gesteld dan wel ter beschikking doen stellen aan de Bank ter verkrijging van een financiering van € 3.100.000,-. Daardoor heeft hij in ernstige mate gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van professionaliteit en van integriteit. Hij heeft daarmee het vertrouwen in het accountantsberoep op zeer ernstige wijze geschaad. Daarbij heeft de accountantskamer terecht meegewogen dat aan accountant eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

Hier kunt de gehele uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven lezen.

Zorgplicht Advocaten

Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.

Rob Silvertand

Wij staan voor u klaar

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op Laat ons u bellen
Joost Papeveld

Wij helpen u graag

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant