De ex-vriend van appellante en zijn toenmalige partner hebben geld geleend bij Rabobank. Van dat geleende huis werd een huis gekocht of verbouwd. De Rabobank kreeg een recht van hypotheek als zekerheid. De ex-vriend bezat via Interpolis een spaarpolis. Op een gegeven moment zijn de ex-vriend en toenmalige partner uit elkaar gegaan. De ex-vriend kreeg toen een relatie met appellante. Rabobank heeft de vorige partner ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en appellante hoofdelijk verbonden voor de schuld uit de leningen.
In 2018 is de ex-vriend met zijn vof failliet gegaan. De ex-vriend en appellante hebben sindsdien de rente niet meer voldaan. De ex-vriend heeft met Rabobank hierover afspraken gemaakt. Een andere financiering regelen lukte niet. In 2009 heeft de Rabobank appellante bericht over de betalingsachterstanden en dat de leningen zouden worden opgezegd.
Appellante en de ex-vriend zijn in 2009 eveneens uit elkaar gegaan. Appellante is elders gaan wonen. Medio 2010 heeft de ex-vriend het huis onderhands verkocht. Dit is in overleg gebeurd met de Rabobank. Appellante is door de Rabobank aangesproken voor betaling van de restschuld.
Rabobank heeft gevorderd dat zowel appellante als de ex-vriend hoofdelijk aansprakelijk worden veroordeeld om 63.042 euro te betalen vermeerderd met de rente en de kosten van het geding. De kantonrechter heeft de vordering van de Rabobank toegewezen.
Appellante heeft in hoger beroep grieven aangevoerd die gezamenlijk worden behandeld. De Rabobank voert aan dat de restschuld ruim 48.000 euro bedraagt. De appellante is het niet eens met de vaststelling van die restschuld. Appellante makt geen bezwaar tegen de nota an sich maar om de nota van afrekening.
Ook geeft appellante aan dat de ex-vriend bij de verkoop van het huis van de koper 10.000 tot 20.000 euro contact als koopprijs heeft ontvangen. Appellante heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat de Rabobank hiervan op de hoogte was. De betwisting is onvoldoende onderbouwd, waardoor niet kan blijken dat Rabobank onzorgvuldig zou hebben gehandeld.
Als tweede voert appellante aan dat de waarde van de spaarpolis in mindering moet worden gebracht op de schuld. Het hof heeft vastgesteld dat Rabobank de afkoopberekening van Interpolis heeft overgelegd. Rabobank stelt dat op het moment van verkoop van het huis geen spaarpolis meer bestond. Het hof stelt vast dat dit inderdaad het geval was.
Appellante voert tot slot aan dat de kosten op de nota van afrekening in het faillissement van de ex-vriend vielen omdat Rabobank niet als separatist heeft gehandeld. Het hof verwerpt dit standpunt. De restschuld van 48.000 euro staat onvoldoende weersproken vast.
Het tweede geschilpunt gaat over de zorgplicht. Appellante is van mening dat de Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden. Daar ligt onder meer aan ten grondslag dat de Rabobank de risico’s en gevolgen van de hoofdelijkheid niet met appellante heeft besproken, de zij de algemene voorwaarden nooit heeft ontvangen en niet bekend was met de financiële situatie en het faillissement van de ex-vriend.
Het hof komt tot het oordeel dat appellante zich hoofdelijk heeft verbonden voor een schuld uit leningen. Dit staat ook voldoende duidelijk in de documenten die appellante destijds heeft getekend. Ook verwerpt het hof het standpunt dat de risico’s en gevolgen niet met haar zijn besproken.
Vervolgens klaagt appellante over overkreditering door de bank. Rabobank heeft gewezen op een forse overwaarde in 2006, op de opgebouwde waarde in de spaarpolis en op inkomens die na toetsing voldoende waren. Rabobank stelt dat zij de beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat geen sprake is van overkreditering.
Het hof verwerpt het standpunt van appellante. Er is in de loop van de jaren onvoldoende inzicht gegeven in haar financiële situatie of de situatie van haar ex-vriend. Verder is niet ingegaan op de overwaarde van het huis en de spaarpolis. De zorgplicht rondom het aangaan van de hoofdelijkheid is niet geschonden. Het hof is wel van oordeel dat de Rabobank vooral in de periode van het faillissement de zorgplicht heeft geschonden.
Appellante voert vervolgens aan dat Rabobank na de verkoop van het huis jarenlang niets heeft ondernomen. Rabobank stelt in deze periode talrijke aanmaningen te hebben verzonden naar het bekende (post)adres van appellante. Het hof komt tot het oordeel dat de verweren ongegrond zijn.
Uitspraak
De grieven falen. Het vonnis moet worden bekrachtigd.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Zorgplicht advocaten
Heeft u als gevolg van een fout van een dienstverlener of andere partij schade geleden? Heeft deze zijn of haar zorgplicht ten opzichte van u geschonden? Wij bespreken graag met u de mogelijkheden. Neem vrijblijvend contact op met en van onze advocaten voor een oriënterend gesprek.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant