Klaagster is verwikkeld in een arbeidsgeschil met haar voormalig werkgever. In het kader van dat geschil heeft verweerster klaagster bijgestaan. In maart 2015 heeft klaagster het kantoor van verweerster schriftelijk verzocht om rechtsbijstand door iemand die verstand had van ambtenaren-, arbeids- en sociale zekerheidsrecht. Vervolgens heeft er een kennismakingsgesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster.
Op 4 juni 2015 heeft verweerster namens klaagster een brief gestuurd aan de werkgever waarin zij bezwaar maakt tegen de loonkorting. Op 29 juni 2015 heeft verweerster namens klaagster bij de rechtbank een voorlopige voorziening verzocht om werkhervatting af te dwingen.
Op 3 augustus 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, verweerster en (vertegenwoordigers van) de werkgever. Tijdens dit gesprek zijn verschillende afspraken gemaakt, onder meer over de salariskorting, werkhervatting en vrijstelling van werkzaamheden in verband met een door klaagster te verrichten promotieonderzoek. Vervolgens heeft verweerster het verzoek tot voorlopige voorziening ingetrokken en is het door haar namens klaagster ingestelde bezwaar aangehouden.
Op 21 september 2015 heeft klaagster haar werkzaamheden voor de werkgever hervat.
Op 20 oktober 2015 heeft de werkgever een besluit genomen dat onder meer inhoudt dat de vrijstelling voor promotieonderzoek per april 2016 eindigt. Hiertegen heeft verweerster namens klaagster bezwaar gemaakt. In april 2016 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Bij e-mail van 7 juli 2016 heeft verweerster de werkgever gesommeerd de beslissing op het bezwaar toe te sturen. Bij besluit van 13 juli 2016 is klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de salariskorting en is het besluit van 20 oktober ongegrond verklaard.
Per 1 januari 2018 is verweerster als advocaat uitgeschreven. Op 10 april 2019 heeft klaagster bij de deken aangekondigd een klacht in te dienen tegen verweerster. op 10 april van 2019 is dat daadwerkelijk gebeurd en op 31 mei 2019 heeft klaagster daar het vierde klachtonderdeel aan toegevoegd.
De klacht
Klaagster verwijt verweerster het volgende:
- Verweerster had niet de juiste specificaties en ervaring om klaagsters zaak naar behoren te behandelen;
- Verweerster heeft klaagster niet goed voorgelicht;
- Klaagster voelde zich onbeschermd door verweersters onduidelijke visie, het “meegaan” met de wederpartij en verweersters timide houding tijdens besprekingen en zittingen;
- Verweerster heeft de werkgever ongevraagd en zonder enig overleg onder druk gezet door in juli 2016 te sommeren een beslissing op bezwaar op te stellen.
Het verweer
Verweerster stelt zich op het standpunt dat de klachtonderdelen niet-ontvankelijk zijn wegens tijdsverloop. Verweerster heeft klaagster vanaf begin 2015 tot april 2016 bijgestaan als advocaat. Voor zover de klachtonderdelen wel ontvankelijk zijn stelt verweerster dat ze met klaagster had afgesproken dat zij op de achtergrond een rol zou spelen. Ze vindt dat ze zorgvuldig en in overeenstemming met wat klaagster in de gegeven omstandigheden en op grond van de gemaakte afspraken mocht verwachten heeft gehandeld.
De beoordeling
De eerste drie klachtonderdelen worden gezamenlijk behandeld. De voorzitter stelt dat een klacht niet in behandeling wordt genomen indien de klacht na verloop van drie jaren na de dag waarop klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs heeft kunnen nemen van het handelen waarop de klacht betrekking heeft, wordt ingediend. De voorzitter is van oordeel dat 31 mei 2019 moet worden aangemerkt als datum van indiening van de onderhavige klacht. Op deze datum heeft klaagster de eerste drie klachtonderdelen voor het eerst concreet genoemd en inhoudelijk toegelicht. Door over de periode waarin verweerster klaagster heeft bijgestaan, pas in 2019 te klagen is de driejaarstermijn overschreden. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten is de voorzitter niet gebleken. De eerste drie klachtonderdelen worden niet-ontvankelijk verklaard wegens verjaring.
Het vierde klachtonderdeel wordt ook niet-ontvankelijk verklaard. De voorzitter stelt de datum van indiening van het onderhavige klachtonderdeel vast op 26 november 2019. Dit is namelijk weer de datum waarop klaagster dit klachtonderdeel voor het eerst genoemd en inhoudelijk uiteengezet heeft.
Het vijfde klachtonderdeel heeft betrekking op het handelen/nalaten van verweerster in juli 2016. Door hierover pas op 26 november 2019 te klagen, heeft klaagster de driejaarstermijn ook hier overschreden. Dus ook dit klachtonderdeel wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een advocaat, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een advocaat. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de tuchtrechter of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant