Klager heeft een relatie gehad met de dochter van betrokkene (hierna: A). In verband met de echtscheiding is een mediationtraject gestart.
Klager en A als geldleners enerzijds en betrokkene als geldgever anderzijds hebben medio 2015 twee overeenkomsten van geldlening ondertekend. De ene geldlening betreft een door betrokkene aan klager en A geleend bedrag van in totaal € 60.000 waarvan begin 2015 € 35.000 niet was afgelost. De andere geldlening betreft een door BV1, een personal holding van betrokkene, aan klager en A in januari 2015 geleend bedrag van € 40.000.
De klacht
Klager verwijt betrokkene dat hij in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels heeft gehandeld. De klacht is gebaseerd op de volgende onderdelen:
- betrokkene heeft als financieel adviseur van klager, op wie klager volledig vertrouwde, klager bewust benadeeld door in het convenant op te laten nemen dat de schulden van klager en A aan betrokkene en zijn echtgenote en aan BV1 voor een bedrag van € 63.500 voor rekening van klager komen in plaats van voor de helft van het bedrag van de totale schuld van € 75.000;
- de geldleningsovereenkomsten zijn vals opgemaakt, omdat die zijn geantidateerd. De beide overeenkomsten zijn gedateerd op 27 januari 2015, maar zijn medio 2015 opgesteld en ondertekend;
- betrokkene heeft klager onder (emotionele) druk het convenant laten ondertekenen, omdat betrokkene heeft voorgewend dat daarna wellicht verzoening met A mogelijk was, hoewel betrokkene wist, maar voor klager heeft verzwegen, dat zij een relatie met een andere man had;
- betrokkene heeft klager afgeraden extern advies over het conceptconvenant in te winnen, omdat dit volgens betrokkene de relatie met hem en zijn echtgenote zou verslechteren.
De beoordeling
De Accountantskamer moet eerst beoordelen of klager wel op tijd is met zijn klacht, omdat de gebeurtenissen zich allemaal in 2015 hebben afgespeeld.
Bij de toepassing van de verjaringstermijn van drie jaar gaat het erom, kort gezegd, of klager voor 1 januari 2016 wist of redelijkerwijs kon weten dat betrokkene mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Als dat zo is, dan had de klacht voor 1 januari 2019 ingediend moeten worden.
De Accountantskamer komt tot de conclusie dat alle klachtonderdelen te laat zijn ingediend. Daarbij merkt de Accountantskamer op dat hieruit niet mag worden afgeleid dat de klacht gegrond zou zijn verklaard wanneer klager zijn klacht wel op tijd had ingediend.
De beslissing
De Accountantskamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u als klant, stakeholder of derde een klacht of schade geleden als gevolg van een fout van een accountant, neem dan contact met ons op voor vrijblijvend gesprek. De advocaten van Zorgplicht Advocaten hebben jarenlange ervaring met het adviseren over de zorgplicht van een accountant of boekhouder. Tevens hebben onze advocaten ervaring met het voeren van een klachtprocedure bij de Accountantskamer of het voeren van een procedure bij de civiele rechter.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant