Betrokkene is openbaar accountant en kantooreigenaar van B. Hij is de broer en accountant van C, de ex-echtgenoot van klaagster. Betrokkene verzorgt voor hem de jaarlijkse belastingaangifte voor zijn vennootschap D Holding B.V. en de aangifte inkomstenbelasting (hierna: IB) in privé. De echtscheiding tussen klaagster en C is in mei 2010 uitgesproken. Tussen klaagster en C zijn nadien diverse procedures gevoerd over de alimentatie en de boedelscheiding.
Na diverse procedures tussen klaagster en [C] werd tijdens een zitting bij het gerechtshof in 2014 overeenstemming bereikt onder meer inhoudende dat voor één kind € 300,- per maand kinderalimentatie zou worden betaald en dat aan klaagster de echtelijke woning zou worden toegescheiden tegen betaling van een bedrag uit hoofde van overbedeling.
In 2015 deelde C aan klaagster mee dat hij de kinderalimentatie van € 300,- te hoog vond en deze niet meer wilde en kon betalen. In november 2015 diende [C] een Verzoekschrift Wijziging/Nihilstelling alimentatie in bij de rechtbank. Het verzoekschrift bevat als producties de door betrokkene opgestelde aangiften IB van 2013 en 2014 en de jaarrekening van 2014 van D Holding B.V.
De klacht
Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Deze klacht is gebaseerd op het verwijt dat betrokkene (bewust) onjuiste, onvolledige en misleidende informatie heeft aangeleverd, waarbij de onjuistheden telkens in het voordeel zijn van zijn broer C en schade toebrengen aan klaagster.
Klaagster heeft aangevoerd dat uit analyse van de door betrokkene opgestelde en door C in de gerechtelijke procedure in 2015 ingebrachte aangiften IB van 2013 en 2014 en de jaarrekening 2014 van [D] Holding B.V. is gebleken dat sprake is van:
- een onjuiste opgave van het vermogen;
- een onjuiste opgave van de betaalde alimentatie;
- onjuistheden in de administratie van de vennootschap;
- gecombineerde onjuistheden in vermogen en inkomsten.
De beoordeling
Ten aanzien van de onjuiste opgave van het vermogen heeft klaagster betoogd dat uit de aangifte IB 2014 van C, blijkt dat opgave van het vermogen in box 3 volledig achterwege is gelaten, terwijl C volgens klaagster wel degelijk over vermogen beschikte. Dit betrof onroerend goed en spaarrekeningen, waarbij het onroerend goed in 2014 is omgezet in contanten en derhalve in die zin had moeten worden opgevoerd bij de aangifte IB 2015. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat het box 3 vermogen en het daaruit voortvloeiende inkomen is gebaseerd op het saldo van de bezittingen minus de schulden. Betrokkene verklaart dat hij bij het verzorgen van een aangifte IB. Ter zitting heeft betrokkene desgevraagd nader toegelicht dat C hem had verteld dat hij schulden had. Zijn vermogen bleef hierdoor onder de vrijstellingsgrens. Betrokkene verklaarde dat hij ervan uit is gegaan dat dit juist was. Naar het oordeel van de Accountantskamer is betrokkene in het onderhavige geval tekortgeschoten in de van hem te verlangen opmerkzaamheid, nu er voldoende aanwijzingen waren, die bij hem twijfel hadden moeten doen rijzen aan de juistheid van de bedragen, die C had opgegeven aan schulden en betaalde alimentatie. Betrokkene heeft verklaard de verklaringen van zijn broer niet te hebben geverifieerd en evenmin stukken te hebben gezien waaruit het bestaan van de leningen blijkt. De klacht is in zoverre gegrond.
Aangaande de onjuiste opgave van de betaalde alimentatie heeft klaagster aangevoerd dat uit de aangifte inkomstenbelasting 2014 blijkt dat C ook veel meer aan alimentatielasten heeft afgetrokken, dan hij werkelijk aan alimentatie heeft betaald. Hij heeft € 16.688,- afgetrokken terwijl aan klaagster € 10.000,-, het ter zitting van het hof overeengekomen bedrag, was betaald. Betrokkene heeft ter zitting een overzicht overgelegd waaruit blijkt hoe het alimentatiebedrag ad € 16.688,- is berekend. De Accountantskamer stelt vast dat uit het door betrokkene ter zitting overgelegde staatje blijkt dat het bedrag van € 16.688,- is gebaseerd op het aan klaagster toegekende bedrag van € 10.000,-, vermeerderd met de beslagkosten. Voor het toerekenen van beslagkosten aan de bij de aangifte inkomstenbelasting af te trekken alimentatie bestaat in de fiscale wetgeving echter geen grondslag. Betrokkene heeft dan ook een onjuist alimentatiebedrag als aftrekpost in de aangifte inkomstenbelasting 2014 vermeld. De klacht is ook in zoverre gegrond.
Met betrekking tot de door klaagster geconstateerde onjuistheden in de administratie van de vennootschap van C wijst klaagster op de jaarrekening 2014 van de vennootschap. De vennootschap wordt enerzijds gebruikt als B.V. voor een lijfrente-uitkering verband houdende met indertijd door C ontvangen ontslagvergoedingen en anderzijds voor de uitoefening van mediation activiteiten. Uit het verslag van 2014 blijkt in 2013 een netto omzet van € 13.925,- en in 2014 een netto omzet van € 41.080,- afkomstig uit mediation activiteiten. C had zich hiervoor een loon uit dienen te keren, hetgeen hij heeft nagelaten. Wel is sprake van lijfrente-uitkeringen die sterk van elkaar afwijken, te weten een uitkering in 2013 van € 26.182,- en van € 11.862,- in 2014. Door de stuurbaarheid van het loon en de lijfrente-uitkeringen lijkt C volgens klaagster minder inkomsten te hebben en probeert hij nu de kinderalimentatie te verminderen, dan wel nihilstelling te verkrijgen, aldus klaagster.
Betrokkene had voorafgaand aan het indienen van de aangifte inkomstenbelasting in ieder geval bij C een toelichting moeten vragen op de nihilstelling van het loon en hij had die toelichting kritisch dienen te toetsen. Al bij een eerste indruk had het betrokkene duidelijk moeten zijn dat het nihilgestelde loon in belangrijke mate afweek van het loon dat voor de door C verrichte werkzaamheden in het economisch verkeer gebruikelijk is. Indien C zonder een bevredigende toelichting te geven zou volharden in zijn mening dat het loon op nihil gesteld moest worden, had betrokkene moeten afzien van het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2014. Door de aangifte zonder het vragen van een nadere toelichting op deze wijze in te dienen heeft betrokkene gehandeld in strijd met voormeld wetsartikel en daarmee met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid. De klacht is ook in zoverre gegrond.
De klacht wordt gegrond verklaard. Aan betrokkene wordt de maatregel van berisping opgelegd.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant