Uitspraak: Accountant schendt fundamenteel beginsel van objectiviteit

Betrokkene is ingeschreven als accountant-administratieconsulent in het register van de Nba, hij is partner bij Accountantskantoor. De echtgenote van betrokkene exploiteert de eenmanszaak Administratiekantoor.

Gemachtigde van klaagster, A, is enig aandeelhouder en bestuurder van klaagster. Klaagster heeft een aantal dochtervennootschappen, waaronder BV1. Hiervan hield zij 50% van de aandelen. De andere 50% van de aandelen werd gehouden door BV2. Enig aandeelhouder en bestuurder van BV2 was D.

Administratiekantoor verrichtte werkzaamheden voor BV1. Voor het digitaal verwerken van de administratie van BV1 is via Accountantskantoor een licentie voor het gebruik van Exact Online verstrekt. Via de rapportgenerator van Accountantskantoor werden de jaarrekeningen van BV1 opgesteld. Voor het deponeren van de jaarrekeningen van BV1 werd het computersysteem van Accountantskantoor gebruikt.

In januari 2016 is BV3 opgericht. Daarvan was BV2 enig aandeelhouder en bestuurder.

In februari 2018 heeft Administratiekantoor de werkzaamheden voor klaagster, BV1 en de andere dochtervennootschappen van klaagster gestaakt omdat bleek dat D en A een conflict hadden.

In juni 2018 heeft D betrokkene laten weten dat hij niet meer met klaagster wilde samenwerken. In verband daarmee heeft D betrokkene gevraagd hem inzicht te geven in de waarde van de aandelen van BV1. Betrokkene heeft een beknopte berekening gemaakt op basis van de DCF-methode. Deze berekening diende als eerste opzet.

Klaagster stelt schade te hebben geleden door het optreden van betrokkene, onder meer doordat zij haar aandeel in BV1 voor een te lage prijs heeft verkocht. Klaagster heeft zowel Accountantskantoor als Administratiekantoor aansprakelijk gesteld. Beide hebben iedere aansprakelijkheid afgewezen.

Handelen in strijd met de geldende gedrags- en beroepsregels

Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Zij baseert haar klacht op de volgende verwijten:

  • betrokkene heeft D geadviseerd BV3 op te richten terwijl hij kon weten dat dit tot problemen tussen de aandeelhouders zou leiden;
  • betrokkene was de accountant van BV1 en is in die hoedanigheid niet opgetreden tegen fraude. Hij heeft medewerking verleend aan het samenstellen en deponeren van misleidende jaarrekeningen;
  • betrokkene heeft de jaarrekening van BV1 te laat gedeponeerd, dit niet gemeld en niet gewaarschuwd voor de gevolgen daarvan;
  • betrokkene heeft fouten opgenomen in de jaarrekening over 2016 van BV1;
  • betrokkene heeft de aandelen van BV1 te laag gewaardeerd, zijn betrokkenheid daarbij geheim gehouden en bedreigingen voor zijn objectiviteit genegeerd;
  • betrokkene kent de voor hem geldende regelgeving niet of heeft deze genegeerd.

Het oordeel

Het verwijt dat betrokkene heeft geadviseerd bij het oprichten van BV3, heeft betrokkene bestreden met een verklaring van D. In deze verklaring stelt D dat betrokkene geen rol heeft gespeeld bij het oprichten van BV3. Het eerste klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.

De tweede, vierde en zesde klachtonderdelen worden gezamenlijk besproken. De klachten komen erop neer dat betrokkene verantwoordelijk was voor het samenstellen van de jaarrekening 2016. Deze jaarrekening is volgens klaagster onjuist en misleidend. Ook zou betrokkene niet opgetreden hebben tegen fraude.

De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene op dusdanige wijze bij Administratiekantoor betrokken was, hetzij door de samenstelwerkzaamheden zelf te verrichten dan wel daarop toe te zien, hetzij door te fungeren als adviseur en vraagbaak, dat moet worden geoordeeld dat hij voor deze werkzaamheden feitelijk verantwoordelijk was.

Of de jaarrekening 2016 onjuistheden (al dan niet als gevolg van fraude) bevat kan de Accountantskamer niet vaststellen. Daarvoor biedt het klachtdossier te weinig aanknopingspunten. In zoverre zijn de tweede en vierde klachtonderdelen ongegrond.

Doordat betrokkene ‘af en toe meekeek’ is het de vraag of hij voldoende inzicht in de entiteit heeft kunnen verwerven. Hij beschikte volgens de Accountantskamer in ieder geval niet over de vereiste documentatie en de aansluiting daarvan op de jaarrekening. Betrokkene heeft als gevolg daarvan het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid niet nageleefd. Het zesde klachtonderdeel is in zoverre gegrond.

Klaagster heeft ten aanzien van het derde klachtonderdeel niet aannemelijk kunnen maken dat betrokkene verantwoordelijk was voor het tijdig opmaken en publiceren van de jaarrekening. In beginsel ligt deze verantwoordelijkheid bij het bestuur. Klaagster heeft niet kunnen aantonen dat er afspraken zijn gemaakt waardoor betrokkene deze verantwoordelijkheid op zich heeft genomen.

Betrokkene had moeten onderkennen dat sprake was van een bedreiging voor het zich niet houden aan het fundamenteel beginsel van objectiviteit toen hij de aandelen van BV1 waardeerde. Hij wist namelijk dat er een conflict bestond tussen de bestuurders van BV1. Het vijfde klachtonderdeel wordt dan ook deels gegrond verklaard. Het is namelijk niet gebleken dat betrokkene willens en wetens de aandelen te laag heeft gewaardeerd.

De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard, aan betrokkene wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Lees hier de hele uitspraak.

Zorgplicht Advocaten

Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.

Monique Ebben

Wij staan voor u klaar

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Neem contact op Laat ons u bellen
Rob Silvertand

Wij helpen u graag

  • Tegen (financiële) dienstverleners
  • 20+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant