B en C hebben in 2013 D B.V. opgericht om accountantskantoren te helpen met het automatiseren van dagelijkse processen. Op 2 maart 2015 hebben zij, via D, klaagster opgericht met het doel administraties centraal, op een software platform E met een gecentraliseerde back-office, te verwerken. Vervolgens hebben op 27 maart 2015 F, die destijds directeur bij E was, en G ieder via een persoonlijke vennootschap 25 % van de aandelen in klaagster verworven.
A, het accountantskantoor van betrokkene, is gebruiker van het platform. In september 2015 is betrokkene met het oog op een mogelijke samenwerking met klaagster benaderd door F. Op 25 september 2015 heeft het eerste gesprek tussen de vier aandeelhouders van klaagster en betrokkene plaatsgevonden. Hier is een overeenkomst getekend waarin onder andere een geheimhoudingsplicht is opgenomen.
Na verschillende gesprekken en een aanbieding van B en C aan betrokkene heeft betrokkene op maandag 23 november 2015 telefonisch aan B laten weten af te zien van een samenwerking met klaagster. Op 24 november 2015 hebben F en G telefonisch aan klaagster meegedeeld te willen stoppen met klaagster.
B en C hebben in een bespreking op 2 december 2015, waarbij betrokkene niet aanwezig was, expliciet aan F en G verboden klanten en prospects van klaagster te benaderen.
Op 18 december 2015 hebben G, F en betrokkene I B.V. opgericht. Daarbij kreeg elk van de oprichters een derde van de aandelen en werden G en F tot bestuurders benoemd. Op 25 januari 2016 heeft I een overeenkomst gesloten met een klant van klaagster, Accountantskantoor J.
De klacht
Betrokkene heeft volgens klaagster gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. De klacht is gebaseerd op de volgende verwijten:
- betrokkene heeft de onderhandelingen over een mogelijke samenwerking niet eerlijk en oprecht gevoerd;
- etrokkene heeft de geheimhoudingsovereenkomst bewust geschonden;
- betrokkene heeft met twee van de vier aandeelhouders van klaagster een gezamenlijke vennootschap opgericht om via deze vennootschap met klaagster concurrerende activiteiten op te starten en hiermee zelf geldelijk gewin te behalen;
- betrokkene heeft daarbij met een klant van klaagster onder gelijke condities een dienstverleningsovereenkomst gesloten.
De beoordeling
Volgens klaagster heeft betrokkene de onderhandelingen over een mogelijke samenwerking met klaagster niet eerlijk en oprecht gevoerd. De korte tijdspanne tussen het afbreken van de onderhandelingen en het aangaan van een nieuw samenwerkingsverband rechtvaardigt volgens klaagster het vermoeden dat betrokkene reeds tijdens de onderhandelingen met klaagster met de twee andere aandeelhouders heeft onderhandeld. Volgens klaagster is de interesse van betrokkene in een deelname in klaagster van het begin af geveinsd geweest en lijkt het allemaal een vooropgezet plan om de knowhow, marges en andere bedrijfsgegevens te verkrijgen.
Betrokkene betwist de klacht. Hij stelt dat de gesprekken over de samenwerking nog in een verkennende fase zaten. De samenwerking die betrokkene voor ogen had ging uit van een samenwerking op gelijke basis en daaraan voldeed het voorstel van klaagster niet. Betrokkene kwam er ook achter dat de verhoudingen van de aandeelhouders van D onder druk stonden. Betrokkene geeft aan dat hij daarom heeft afgezien van een samenwerking ten aanzien van D en klaagster, met name omdat hij geen vertrouwen had in B en C.
Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene de onderhandelingen met haar niet eerlijk en oprecht heeft gevoerd. De stelling van klaagster dat de interesse van betrokkene in deelname in klaagster van het begin af aan slechts geveinsd was en dat hem enkel te doen was om kennis van de bedrijfsgegevens te verkrijgen betreft niet meer dan een veronderstelling die verder niet aannemelijk is geworden. Ook de korte tijdspanne tussen het beëindigen van de gesprekken met klaagster en het begin van de samenwerking met F en G rechtvaardigt niet de conclusie dat betrokkene de onderhandelingen niet eerlijk en oprecht heeft gevoerd. Het feit dat betrokkene met F en G een samenwerkingsverband is aangegaan dat concurreert met de activiteiten van klaagster, is in zijn algemeenheid niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ten slotte beoordeelt de Accountantskamer het gebruik maken van de kennis van het bedrijf van klaagster bij het nemen van de beslissing om in I B.V. te investeren niet als een schending van de geheimhoudingsovereenkomst. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant