Klager wilde tevergeefs geprobeerd aangifte te doen tegen twee verpleegkundigen voor poging tot moord op zijn moeder. De politie weigerde deze aangifte in behandeling te nemen, waarna klager zich tot zijn rechtsbijstandsverzekeraar heeft gewend. De uitvoerder van deze verzekering (S) heeft klager aangeboden de zaak uit te besteden aan D. Klager heeft dit geaccepteerd en verzocht de zaak aan verweerder uit te besteden.
Verweerder was destijds feitelijk in dienst van het Openbaar Ministerie en in het kader van zijn opleiding tot officier van justitie als advocaat-stagiair op het kantoor van D werkzaam. Voor deze werkzaamheden is hem buitengewoon verlof verleend.
Klager is op 23 juni 2017 door S op de hoogte gebracht van het feit dat de zaak aan D is uitbesteed. Daarnaast is aan hem een machtigingsformulier verzonden voor het verstrekken van informatie door verweerder aan S. Dit formulier is niet ondertekend door klager.
Verweerder heeft de zaak van klager in behandeling genomen. Klager heeft verweerder tijdens een telefoongesprek gevraagd of hij bij het OM werkte. Verweerder heeft toen geantwoord dat zijn enige functie die van advocaat bij D was en bevestigd dat hij “op dit moment” afscheid had genomen van het OM.
Twee dagen later heeft verweerder S bericht dat hij de zaak had afgesloten.
De klacht
Klager stelt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door:
- per e-mail van 26 juli 2017 zonder toestemming en medeweten van klager vertrouwelijke en inhoudelijke informatie te verstrekken over de zaak en persoon van klager aan een derde (S);
- op 26 juli 2017 telefonisch zonder toestemming en medeweten van klager vertrouwelijke en inhoudelijke informatie te verstrekken over de zaak en persoon van klager aan een derde (S) met daarbij een negatief (proces) advies;
- te verzwijgen dat hij officier van justitie in opleiding is, in dienst van het OM, terwijl klager hem daar tijdens het telefoongesprek van 24 juli 2017 expliciet over heeft bevraagd;
- het verzwijgen van het hebben van tegenstrijdige belangen en/of het feit dat er sprake is van belangenverstrengeling omdat in de zaak van klager aangifte moet worden gedaan bij het OM waar verweerder als officier van justitie in opleiding in dienst is. Hierbij valt volgens klager niet uit te sluiten en/of kan verwacht worden, dat verweerder contacten heeft met medewerkers van het OM die hij kent en/of hem moeten beoordelen. Verweerder is in dienst van het OM en wiens brood men eet wiens woord men spreekt, aldus klager. Verweerder zou volgens klager aanwijzingen kunnen hebben gekregen van (zijn) superieuren bij het OM;
- zonder toestemming van klager gebruik te maken van een dossier van een derde, te weten wijlen de moeder van klager, waarin klager optrad als gemachtigde;
- fraude te plegen met het dossier van een derde, wijlen de moeder van klager, door valselijk te beweren dat het om een zaak van klager zou gaan en valselijk te beweren dat de zaak zou gaan over poging tot moord.
De beoordeling
De eerste twee klachtonderdelen worden gezamenlijk behandeld. Beide onderdelen zien op het verstrekken van inhoudelijke informatie door verweerder aan S. Vaststaat dat verweerder inhoudelijk met S heeft gesproken over de haalbaarheid van de zaak. Hierdoor heeft hij zijn geheimhoudingsplicht geschonden. De eerste twee klachtonderdelen zijn daarom gegrond.
Het derde klachtonderdeel is ongegrond. De gedane uitlatingen van verweerder zijn naar het oordeel van de raad niet bezijden de waarheid. Verweerder was daarnaast ook niet verplicht aan klager mededelingen te doen over het feit dat hij officier van justitie in opleiding was.
Ook het vierde klachtonderdeel is ongegrond. De raad stelt dat in het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder kennelijk onjuist is opgetreden en heeft geadviseerd, als gevolg waarvan de belangen van klager zijn geschaad of hadden kunnen worden geschaad.
Het vijfde klachtonderdeel is niet-ontvankelijk. De Advocatenwet heeft het klachtrecht niet voor eenieder in het leven geroepen maar alleen voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Daarvan is ten aanzien van klager in zijn hoedanigheid van gemachtigde van zijn moeder geen sprake.
Het zesde klachtonderdeel is ongegrond. In zijn verweer bij de deken heeft verweerder aangegeven dat klager van zijn kantoorgenote in dezelfde zaak ook al een negatief advies had gekregen. Daarop is hij bij dupliek teruggekomen omdat hem inmiddels gebleken was dat het in formele zin om verschillende zaken ging. Het is de raad niet gebleken dat de uitlating opzettelijk en frauduleus bedoeld was om de deken op het verkeerde been te zetten.
De maatregel
De klacht wordt deels gegrond verklaard. Naar het oordeel van de raad kan worden volstaan met een waarschuwing, gelet op de jeugdigheid en onervarenheid van verweerder.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant