Op 13 mei 2013 hebben klaagster en C als aandeelhouders van D B.V de opdracht aan betrokkene verstrekt tot een bindende vaststelling van de waarde in het economische verkeer van de aandelen in de vennootschap en de opdracht om een bindend advies te geven over de hoogte van de verschillende rekeningcourantverhoudingen zoals in de tussen hen gesloten koopovereenkomst was. Het definitieve rapport is op 3 augustus 2016 aan klaagster en C verstrekt door betrokkene.
De klacht
Klaagster heeft zich op het standpunt gesteld dat betrokkene zijn werk als onafhankelijke valuator niet goed heeft gedaan. Hij betwist de juistheid van het door hem gegeven advies en stelt door dat advies aanzienlijk te zijn benadeeld, daarnaast beweert klaagster dat betrokkene partijdig is geweest in de uitvoering van zijn opdracht. Deze klacht is gebaseerd op de volgende verwijten:
- op grond van een verkeerde werkwijze is betrokkene tot een onjuiste beoordeling gekomen;
- het advies behelst inhoudelijke onjuistheden;
- de uitvoering van de opdracht is te traag geweest.
De beoordeling
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel oordeelt de Accountantskamer dat het enkele feit dat betrokkene niet de opvatting van klaagster maar het door C gestelde als uitgangspunt voor zijn bindend advies heeft genomen, niet betekent dat betrokkene niet onafhankelijk of niet onpartijdig is geweest. Verder zijn er ook geen omstandigheden waaruit dit wel blijkt.
Het tweede en derde klachtonderdeel wordt gezamenlijk behandeld. Met betrekking tot het verwijt aangaande de managementfee heeft klaagster zich op het standpunt gesteld dat betrokkene er ten onrechte van uit is gegaan dat sinds het vertrek van A ook over de jaren 2008 tot en met 2011 met een dubbele managementvergoeding moest worden gerekend. Betrokkene heeft in zijn verweer uiteengezet dat hij op grondslag van de opdracht uit heeft moeten gaan van niet vastgestelde cijfers over de jaren 2008 tot en met 2011 en voor het bepalen van de managementfee is uitgegaan van het historisch perspectief. Hierdoor heeft hij geconcludeerd dat A en C in 2007 daadwerkelijk een managementvergoeding van in totaal € 102.000 (elk € 51.000) hebben genoten en vastgesteld dat dit bedrag ook over de jaren 2008 tot en met 2011 is uitgekeerd. Daarvan kon hij in zijn optiek voor zijn advies uitgaan zonder dat hij onderzoek heeft hoeven doen naar de vraag of deze managementvergoeding redelijk en billijk was. De Accountantskamer gaat hierin mee. Verder heeft klaagster volgens de Accountantskamer niet aannemelijk gemaakt dat het aan betrokkene heeft gelegen dat de aan opdracht niet eerder is afgerond. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.
Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 20+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant