
Klager is eigenaar van X1. Deze onderneming exploiteert twee strandpaviljoenen en verhuurt strandcabines. Betrokkene is werkzaam voor Accountantskantoor en heeft werkzaamheden verricht voor X1. C was daar als medewerker van het kantoor intensief bij betrokken.
De belastingdienst is op 12 mei 2014 een boekenonderzoek gestart bij X1. Het doel van dat onderzoek was om de aanvaardbaarheid van de aangiften vennootschapsbelasting en de omzetbelasting in het jaar 2011 vast te stellen. Naar aanleiding van de bevindingen over het jaar 2011 is het onderzoek uitgebreid met de beoordeling van de volledigheid van de omzet over de jaren 2010 en 2012. De controlerend belastingambtenaar was D.
In informatiebeschikking 1 heeft de belastinginspecteur beslist dat de administratie van X1 in het kalenderjaar 2011 op het onderdeel van de administratieplicht niet voldeed aan de wettelijke normen ten behoeve van de belastingheffing. Vastgesteld is dat er geen kasboek werd bijgehouden, geen kascontrole plaatsvond en de per kas ontvangen opbrengst van de verhuur van strandcabines ten bedrage van € 10.040 niet in de financiële administratie was opgenomen. Tegen de informatiebeschikking is geen bezwaar gemaakt.
In informatiebeschikking heeft de belastinginspecteur beslist dat de administratie van X1 in de kalenderjaren 2010 en 2012 op het onderdeel van de administratieplicht niet voldeed aan de wettelijke normen ten behoeve van de belastingheffing. Vastgesteld is dat er geen kasboek werd bijgehouden, geen kascontrole plaatsvond en de per kas ontvangen opbrengst van de verhuur van strandcabines in 2010 en 2012 niet in de financiële administratie was opgenomen. Tegen deze beschikking is wel bezwaar aangetekend. Dit bezwaar is later afgewezen.
Met de belastingdienst heeft klager een vaststellingsovereenkomst gesloten inhoudende een betaling van een totaal bedrag van € 225.000 verdeeld over Vpb, BTW en IB, boetes en rente.
Klager heeft Accountantskantoor aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade als gevolg van de wijze waarop de administratie van X1 werd gevoerd en gepresenteerd in de jaarstukken en als gevolg van het uitblijven van bezwaar respectievelijk beroep aangaande de informatiebeschikkingen waardoor de bewijslast ten aanzien van de juistheid van de aanslagen is omgekeerd.
Omdat rekeningen van betrokkene onbetaald bleven is het accountantskantoor op 5 januari 2018 een incassoprocedure gestart jegens klager.
Op verzoek van klager heeft B een rapport van bevindingen gedateerd 8 mei 2018 opgesteld over de gang van zaken met betrekking tot het boekenonderzoek en de rol van betrokkene.
Handelen in strijd met de geldende gedrags- en beroepsregels
Betrokkene heeft volgens klager gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Klager baseert zijn klacht op de volgende verwijten:
- betrokkene is gemaakte afspraken niet conform de opdracht voor werkzaamheden nagekomen en heeft jaarrekeningen van X1 niet conform de toepasselijke voorschriften van Standaard 4410 samengesteld;
- betrokkene heeft professionele diensten onjuist en onzorgvuldig uitgevoerd en heeft verkeerde adviezen gegeven;
- betrokkene heeft onjuiste, onware en onterechte standpunten ingenomen in de incassoprocedure.
De beoordeling van de Accountantskamer
Klager heeft er in de eerste twee klachtonderdelen over geklaagd dat betrokkene in de jaren 2010, 2011 en 2012 zijn zorgplicht heeft verzaakt om X1 te adviseren een correcte kasadministratie te voeren en een kasboek te gebruiken en heeft verzuimd om de jaarrekening 2011 – waarbij hij een samenstellingsverklaring heeft verstrekt op 26 november 2012- conform Standaard 4410 samen te stellen. Omdat het klaagschrift meer dan zes jaar na deze handelwijzen is ingediend, zijn de klachtonderdelen in zoverre niet-ontvankelijk.
Klager heeft er ook over geklaagd, dat betrokkene bij de jaarrekening 2012 ten onrechte een samenstellingsverklaring heeft verstrekt omdat aan die jaarrekening een gebrekkige kasadministratie ten grondslag ligt en daarin een onjuiste omzet is verwerkt. Op de zitting heeft klager naar voren gebracht dat bij die jaarrekening een samenstellingsverklaring is uitgebracht in november 2013. De zesjaarstermijn was ten tijde van het indienen van de klacht op 29 september 2019 dus niet verstreken. Op grondslag van de informatiebeschikking van 6 oktober 2014 en de informatiebeschikking van 2 februari 2015 wist klager echter al dat de administratie van X1 in de jaren 2011 respectievelijk 2012 niet aan de wettelijke eisen voldeed. Klager kon daarom al op 2 februari 2015 redelijkerwijs vermoeden dat de jaarrekening 2012 mogelijk niet conform de daarvoor geldende voorschriften was samengesteld. Omdat hij toch meer dan 3 jaar daarna een klacht heeft ingediend is ook dit gedeelte niet-ontvankelijk.
Met betrekking tot het derde klachtonderdeel oordeelt de Accountantskamer als volgt. Volgens de Accountantskamer is niet gebleken dat betrokkene in de civiele procedure één of meerdere standpunten heeft ingenomen die bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw zijn. Dat klager jegens de belastingdienst in het belang van klager een ander standpunt heeft ingenomen over bepaalde feiten, dan in de civiele procedure, maakt het handelen van betrokkene nog niet misleidend en te kwader trouw. Het derde klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.
De klacht wordt deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Lees hier de hele uitspraak.
Zorgplicht Advocaten
Heeft u een geschil met uw accountant over de vraag of hij/zij de benodigde vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en deskundigheid in acht heeft genomen bij de uitvoering van zijn/haar werkzaamheden? Heeft uw accountant uw opdrachten niet naar behoren uitgevoerd? En heeft u als gevolg daarvan schade geleden? Neem dan contact op met een van de gespecialiseerde advocaten van Zorgplicht Advocaten.

Wij staan voor u klaar
- Tegen (financiële) dienstverleners
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant